Nederlands
Uitgebreide vertaling voor openstaand (Nederlands) in het Duits
openstaand:
-
openstaand (ontvankelijk; vatbaar)
empfänglich; zugänglich; aufgeschlossen-
empfänglich bijvoeglijk naamwoord
-
zugänglich bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeschlossen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor openstaand:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aufgeschlossen | ontvankelijk; openstaand; vatbaar | benaderbaar; genaakbaar; ingehaald; open; toegankelijk; voorbij gestreefd |
empfänglich | ontvankelijk; openstaand; vatbaar | gevoelig; teergevoelig; vatbaar |
zugänglich | ontvankelijk; openstaand; vatbaar | aanspreekbaar; amicaal; bedaard; begaanbaar; benaderbaar; bereidwillig; bereikbaar; gelijkmoedig; genaakbaar; kalm; kalmpjes; kameraadschappelijk; onbewogen; open; rustig; sereen; tegemoetkomend; toegankelijk; toeschietelijk; vriendschappelijk; welwillend |
openstaand vorm van openstaan:
-
openstaan
offenstehen-
offenstehen werkwoord (stehe offen, stehst offen, steht offen, stand offen, standet offen, offengestanden)
-
Conjugations for openstaan:
o.t.t.
- sta open
- staat open
- staat open
- staan open
- staan open
- staan open
o.v.t.
- stond open
- stond open
- stond open
- stonden open
- stonden open
- stonden open
v.t.t.
- heb opengestaan
- hebt opengestaan
- heeft opengestaan
- hebben opengestaan
- hebben opengestaan
- hebben opengestaan
v.v.t.
- had opengestaan
- had opengestaan
- had opengestaan
- hadden opengestaan
- hadden opengestaan
- hadden opengestaan
o.t.t.t.
- zal openstaan
- zult openstaan
- zal openstaan
- zullen openstaan
- zullen openstaan
- zullen openstaan
o.v.t.t.
- zou openstaan
- zou openstaan
- zou openstaan
- zouden openstaan
- zouden openstaan
- zouden openstaan
diversen
- sta open!
- staat open!
- opengestaan
- openstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor openstaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
offenstehen | openstaan |