Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opdruk:
  2. opdrukken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opdruk (Nederlands) in het Duits

opdruk:

opdruk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de opdruk (belettering)
    der Aufdruck; der Abzug; der Überdruck
    • Aufdruck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Abzug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überdruck [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor opdruk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abzug belettering; opdruk afdruk; afdruksel; aftocht; aftrek; aftrekking; deductie; disconto; haan; het aftrekken; korting; prijsvermindering; print; reductie; substractie; trekker van vuurwapen; van elkaar aftrekken; vermindering
Aufdruck belettering; opdruk
Überdruck belettering; opdruk overdruk

Verwante woorden van "opdruk":


opdruk vorm van opdrukken:

opdrukken werkwoord (druk op, drukt op, drukte op, drukten op, opgedrukt)

  1. opdrukken (bedrukken; overdrukken)
    bedrücken
    • bedrücken werkwoord (bedrücke, bedrückst, bedrückt, bedrückte, bedrücktet, bedrückt)

Conjugations for opdrukken:

o.t.t.
  1. druk op
  2. drukt op
  3. drukt op
  4. drukken op
  5. drukken op
  6. drukken op
o.v.t.
  1. drukte op
  2. drukte op
  3. drukte op
  4. drukten op
  5. drukten op
  6. drukten op
v.t.t.
  1. heb opgedrukt
  2. hebt opgedrukt
  3. heeft opgedrukt
  4. hebben opgedrukt
  5. hebben opgedrukt
  6. hebben opgedrukt
v.v.t.
  1. had opgedrukt
  2. had opgedrukt
  3. had opgedrukt
  4. hadden opgedrukt
  5. hadden opgedrukt
  6. hadden opgedrukt
o.t.t.t.
  1. zal opdrukken
  2. zult opdrukken
  3. zal opdrukken
  4. zullen opdrukken
  5. zullen opdrukken
  6. zullen opdrukken
o.v.t.t.
  1. zou opdrukken
  2. zou opdrukken
  3. zou opdrukken
  4. zouden opdrukken
  5. zouden opdrukken
  6. zouden opdrukken
en verder
  1. ben opgedrukt
  2. bent opgedrukt
  3. is opgedrukt
  4. zijn opgedrukt
  5. zijn opgedrukt
  6. zijn opgedrukt
diversen
  1. druk op!
  2. drukt op!
  3. opgedrukt
  4. opdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opdrukken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedrücken bedrukken; opdrukken; overdrukken

Verwante woorden van "opdrukken":


Verwante vertalingen van opdruk