Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- op:
-
Wiktionary:
- op → kurzfristig, irgendwann
- op → prägen, nach, zu, an, bei, auf, in, indem, durch, mittels, mit, lauschen, aussehen, scheinen, ansetzen, planen, hinauf, hoch, munter, um, mit Nachdruck sprechen, Nachdruck legen auf, hervorheben, unterstreichen, akzentuieren, betonen
- op → gaumen, empfehlen
- op → alle
-
Gebruikers suggesties voor op:
- auf, ob
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor op (Nederlands) in het Duits
op:
-
op (naar boven; omhoog)
-
op (doodmoe; doodop; dodelijk vermoeid; afgemat; hondsmoe)
abgespannt; fertig; kaputt; übermüdet; todmüde; erschöpft; halbtot; hundemüde; abgemattet; ohnmächtig; ermattet-
abgespannt bijvoeglijk naamwoord
-
fertig bijvoeglijk naamwoord
-
kaputt bijvoeglijk naamwoord
-
übermüdet bijvoeglijk naamwoord
-
todmüde bijvoeglijk naamwoord
-
erschöpft bijvoeglijk naamwoord
-
halbtot bijvoeglijk naamwoord
-
hundemüde bijvoeglijk naamwoord
-
abgemattet bijvoeglijk naamwoord
-
ohnmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
ermattet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor op:
Synoniemen voor "op":
Antoniemen van "op":
Verwante definities voor "op":
Wiktionary: op
op
Cross Translation:
preposition
op
-
op korte termijn
- op → kurzfristig
-
op termijn
- op → irgendwann
verb
-
(transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
-
(transitiv) unpersönlich: einen guten Eindruck hinterlassen
-
mitteldeutsch und norddeutsch, (umgangssprachlich): leer, nicht mehr vorrätig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• op | → nach; zu | ↔ at — in the direction of |
• op | → an; bei; auf; in | ↔ at — in or very near a particular place |
• op | → indem; durch; mittels; mit | ↔ by — indicates a means |
• op | → lauschen | ↔ listen — to expect or wait for a sound |
• op | → aussehen; scheinen | ↔ look — to appear, to seem |
• op | → an | ↔ on — in the state of being active, functioning or operating |
• op | → auf | ↔ on — positioned at the upper surface of |
• op | → an | ↔ on — at the date of |
• op | → ansetzen; planen | ↔ slate — schedule |
• op | → hinauf; hoch | ↔ up — toward the top |
• op | → auf; munter | ↔ up — awake |
• op | → um | ↔ up — finished |
• op | → auf | ↔ upon — being above and in contact with another |
• op | → auf | ↔ upon — being directly supported by another |
• op | → mit Nachdruck sprechen; Nachdruck legen auf; hervorheben; unterstreichen; akzentuieren; betonen | ↔ accentuer — marquer d’un accent. |