Nederlands
Uitgebreide vertaling voor oorlog voeren (Nederlands) in het Duits
oorlog voeren:
-
oorlog voeren
Conjugations for oorlog voeren:
o.t.t.
- voer oorlog
- voert oorlog
- voert oorlog
- voeren oorlog
- voeren oorlog
- voeren oorlog
o.v.t.
- voerde oorlog
- voerde oorlog
- voerde oorlog
- voerden oorlog
- voerden oorlog
- voerden oorlog
v.t.t.
- heb oorlog gevoerd
- hebt oorlog gevoerd
- heeft oorlog gevoerd
- hebben oorlog gevoerd
- hebben oorlog gevoerd
- hebben oorlog gevoerd
v.v.t.
- had oorlog gevoerd
- had oorlog gevoerd
- had oorlog gevoerd
- hadden oorlog gevoerd
- hadden oorlog gevoerd
- hadden oorlog gevoerd
o.t.t.t.
- zal oorlog voeren
- zult oorlog voeren
- zal oorlog voeren
- zullen oorlog voeren
- zullen oorlog voeren
- zullen oorlog voeren
o.v.t.t.
- zou oorlog voeren
- zou oorlog voeren
- zou oorlog voeren
- zouden oorlog voeren
- zouden oorlog voeren
- zouden oorlog voeren
diversen
- voer oorlog!
- voert oorlog!
- oorlog gevoerd
- oorlog voerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor oorlog voeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kriegen | oorlog voeren | grijpen; klauwen; obsederen; pakken; vangen; vatten; verkrijgen; verstrikken; verwerven |
kämpfen | oorlog voeren | bekampen; bestrijden; bevechten; een strijd houden; kampen; kleine gevechten leveren; knokken; matten; met iemand worstelen; schermutselen; strijd voeren; strijden; touwtrekken; vechten; worstelen; zich wringen |