Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontzetten (Nederlands) in het Duits

ontzetten:

ontzetten werkwoord (ontzet, ontzette, ontzetten, ontzet)

  1. ontzetten (uit de macht ontzetten)
    entsetzen; entheben; verwirren; bestürzen; aus der Fassung bringen
    • entsetzen werkwoord (entsetze, entsetzt, entsetzte, entsetztet, entsetzt)
    • entheben werkwoord (enthebe, enthebst, enthebt, enthobe, enthobet, enthoben)
    • verwirren werkwoord (verwirre, verwirrst, verwirrt, verwirrte, verwirrtet, verwirrt)
    • bestürzen werkwoord (bestürze, bestürzt, bestürzte, bestürztet, bestürzt)
    • aus der Fassung bringen werkwoord (bringe aus der Fassung, bringst aus der fassung, bringt aus der fassung, bracht, brachtet, aus der Fassung gebracht)
  2. ontzetten (bevrijden van belegeraars; verlossen)
    erlösen; befreien; entsetzen; entbinden; entheben; von Belagerern befreien
    • erlösen werkwoord (erlöse, erlöst, erlöste, erlöstet, erlöst)
    • befreien werkwoord (befreie, befreist, befreit, befreite, befreitet, befreit)
    • entsetzen werkwoord (entsetze, entsetzt, entsetzte, entsetztet, entsetzt)
    • entbinden werkwoord (entbinde, entbindest, entband, entbandet, entbunden)
    • entheben werkwoord (enthebe, enthebst, enthebt, enthobe, enthobet, enthoben)

Conjugations for ontzetten:

o.t.t.
  1. ontzet
  2. ontzet
  3. ontzet
  4. ontzetten
  5. ontzetten
  6. ontzetten
o.v.t.
  1. ontzette
  2. ontzette
  3. ontzette
  4. ontzetten
  5. ontzetten
  6. ontzetten
v.t.t.
  1. heb ontzet
  2. hebt ontzet
  3. heeft ontzet
  4. hebben ontzet
  5. hebben ontzet
  6. hebben ontzet
v.v.t.
  1. had ontzet
  2. had ontzet
  3. had ontzet
  4. hadden ontzet
  5. hadden ontzet
  6. hadden ontzet
o.t.t.t.
  1. zal ontzetten
  2. zult ontzetten
  3. zal ontzetten
  4. zullen ontzetten
  5. zullen ontzetten
  6. zullen ontzetten
o.v.t.t.
  1. zou ontzetten
  2. zou ontzetten
  3. zou ontzetten
  4. zouden ontzetten
  5. zouden ontzetten
  6. zouden ontzetten
en verder
  1. ben ontzet
  2. bent ontzet
  3. is ontzet
  4. zijn ontzet
  5. zijn ontzet
  6. zijn ontzet
diversen
  1. ontzet!
  2. ontzet!
  3. ontzet
  4. ontzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontzetten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aus der Fassung bringen ontzetten; uit de macht ontzetten
befreien bevrijden van belegeraars; ontzetten; verlossen afhelpen; banen; bevrijden; bevrijden van; emanciperen; in vrijheid stellen; loskomen; loslaten; losmaken; ontdoen van; ontsnappen; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijkomen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten; zich bevrijden
bestürzen ontzetten; uit de macht ontzetten
entbinden bevrijden van belegeraars; ontzetten; verlossen afbreken; banen; baren; bevallen; bevrijden; beëindigen; emanciperen; forceren; laten; laten gaan; laten lopen; niet vasthouden; ontbinden; ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; opheffen; permitteren; stukmaken; ter wereld brengen; toelaten; verbreken; verbrijzelen; verlossen; voortbrengen; vrijaf geven; vrijgeven; vrijmaken; vrijstellen; vrijvechten
entheben bevrijden van belegeraars; ontzetten; uit de macht ontzetten; verlossen aan de dijk zetten; afdanken; afdekken; afruimen; afvloeien; congé geven; eruit gooien; ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; opruimen; van zijn positie verdrijven; vrijstellen
entsetzen bevrijden van belegeraars; ontzetten; uit de macht ontzetten; verlossen griezelen; gruwelen; gruwen; ontstellen; verontrusten
erlösen bevrijden van belegeraars; ontzetten; verlossen banen; bevrijden; emanciperen; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
verwirren ontzetten; uit de macht ontzetten in de war brengen; ontredderen; van zijn stuk brengen; verlegen maken; verwarren
von Belagerern befreien bevrijden van belegeraars; ontzetten; verlossen

Verwante woorden van "ontzetten":



ontzet:

ontzet bijvoeglijk naamwoord

  1. ontzet (verbouwereerd; verbaasd; stomverbaasd; )
    verblüfft; erstaunt; fassungslos; verdutzt
  2. ontzet (van streek; geschokt; ontredderd)
    erschüttert; entsetzt; betroffen; fassungslos; bestürzt; zerrüttet; aufgelöst

ontzet [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het ontzet
    der Entsatz
    • Entsatz [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ontzet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Entsatz ontzet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgelöst geschokt; ontredderd; ontzet; van streek geliquideerd; losgemaakt; ontbonden; opgeheven; opgelost; uiteengegaan; uiteengevallen
bestürzt geschokt; ontredderd; ontzet; van streek bedremmeld; beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt
betroffen geschokt; ontredderd; ontzet; van streek aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; emotioneel; geraakt; geroerd; getroffen; gevoelig; geëmotioneerd; kapot van; onthutst; ontsteld; paf; perplex
entsetzt geschokt; ontredderd; ontzet; van streek getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verschrikt; verstomd; verwonderd
erschüttert geschokt; ontredderd; ontzet; van streek getroffen; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; verschrikt
erstaunt beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overbluft; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
fassungslos beduusd; geschokt; ontdaan; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; van streek; verbaasd; verbouwereerd getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt; vol onbegrip
verblüfft beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overbluft; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
verdutzt beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; overbluft; overdonderd; overrompeld; paf; perplex
zerrüttet geschokt; ontredderd; ontzet; van streek

Verwante woorden van "ontzet":


Verwante vertalingen van ontzetten