Nederlands
Uitgebreide vertaling voor onttrekken (Nederlands) in het Duits
onttrekken:
-
onttrekken (onttrekking)
Conjugations for onttrekken:
o.t.t.
- onttrek
- onttrekt
- onttrekt
- onttrekken
- onttrekken
- onttrekken
o.v.t.
- onttrok
- onttrok
- onttrok
- onttrokken
- onttrokken
- onttrokken
v.t.t.
- heb onttrokken
- hebt onttrokken
- heeft onttrokken
- hebben onttrokken
- hebben onttrokken
- hebben onttrokken
v.v.t.
- had onttrokken
- had onttrokken
- had onttrokken
- hadden onttrokken
- hadden onttrokken
- hadden onttrokken
o.t.t.t.
- zal onttrekken
- zult onttrekken
- zal onttrekken
- zullen onttrekken
- zullen onttrekken
- zullen onttrekken
o.v.t.t.
- zou onttrekken
- zou onttrekken
- zou onttrekken
- zouden onttrekken
- zouden onttrekken
- zouden onttrekken
en verder
- ben onttrokken
- bent onttrokken
- is onttrokken
- zijn onttrokken
- zijn onttrokken
- zijn onttrokken
diversen
- onttrek!
- onttrekt!
- onttrokken
- onttrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor onttrekken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Entnahme | onttrekken; onttrekking | |
Entziehung | onttrekken; onttrekking | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abtrennen | iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken | afhaken; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzonderen; eruitstappen; isoleren; loskrijgen; losmaken; lostornen; opgeven; ophouden; stoppen; tornen; uithalen; uittrekken |
ausladen | iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken | afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen |
entreißen | iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken | |
entziehen | iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken |
Wiktionary: onttrekken
onttrekken
verb
-
een bijdrage of deel ergens uit verwijderen
- onttrekken → entziehen