Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontsteld (Nederlands) in het Duits

ontsteld:

ontsteld bijvoeglijk naamwoord

  1. ontsteld (verschrikt; onthutst; getroffen)
    erschüttert; erschreckt; entsetzt; eingeschüchtert; betreten; fassungslos; ängstlich; bestürzt
  2. ontsteld (onthutst; getroffen; perplex; paf)
    entsetzt; baff; erstaunt; betroffen; betreten; fassungslos; erschüttert; bestürzt; verdutzt; verblüfft; perplex
  3. ontsteld (verbouwereerd; verbaasd; stomverbaasd; )
    verblüfft; erstaunt; fassungslos; verdutzt

Vertaal Matrix voor ontsteld:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betreten betreden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baff getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex overbluft; overdonderd; overrompeld
bestürzt getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt bedremmeld; beduusd; beteuterd; geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
betreten getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt beduusd; beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld
betroffen getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; emotioneel; geraakt; geroerd; geschokt; getroffen; gevoelig; geëmotioneerd; kapot van; ontredderd; ontzet; van streek
eingeschüchtert getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt angstig; bang; bevreesd; geïntimideerd; in angst; verschrikt; vreesachtig
entsetzt getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt geschokt; met de mond vol tanden; met open mond; ontredderd; ontzet; overstuur; sprakeloos; van streek; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
erschreckt getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt
erschüttert getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt geschokt; ontredderd; ontzet; overstuur; van streek
erstaunt beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; overdonderd; overrompeld; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
fassungslos beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verschrikt geschokt; ontredderd; ontzet; van streek; vol onbegrip
perplex getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex overbluft; overdonderd; overrompeld
verblüfft beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; overdonderd; overrompeld; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
verdutzt beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd beduusd; beteuterd; overbluft; overdonderd; overrompeld
ängstlich getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt angstig; angstvallig; bang; bevreesd; in angst; nauwlettend; schichtig; schrikachtig; verschrikt; vervaard; vreesachtig; zorgvuldig

Synoniemen voor "ontsteld":


Verwante definities voor "ontsteld":

  1. erg geschrokken en geschokt1
    • ik ben ontsteld over zijn gemene brief1

ontstellen:

ontstellen werkwoord (ontstel, ontstelt, ontstelde, ontstelden, ontsteld)

  1. ontstellen (verontrusten)
    erschrecken; entsetzen

Conjugations for ontstellen:

o.t.t.
  1. ontstel
  2. ontstelt
  3. ontstelt
  4. ontstellen
  5. ontstellen
  6. ontstellen
o.v.t.
  1. ontstelde
  2. ontstelde
  3. ontstelde
  4. ontstelden
  5. ontstelden
  6. ontstelden
v.t.t.
  1. ben ontsteld
  2. bent ontsteld
  3. is ontsteld
  4. zijn ontsteld
  5. zijn ontsteld
  6. zijn ontsteld
v.v.t.
  1. was ontsteld
  2. was ontsteld
  3. was ontsteld
  4. waren ontsteld
  5. waren ontsteld
  6. waren ontsteld
o.t.t.t.
  1. zal ontstellen
  2. zult ontstellen
  3. zal ontstellen
  4. zullen ontstellen
  5. zullen ontstellen
  6. zullen ontstellen
o.v.t.t.
  1. zou ontstellen
  2. zou ontstellen
  3. zou ontstellen
  4. zouden ontstellen
  5. zouden ontstellen
  6. zouden ontstellen
diversen
  1. ontstel!
  2. ontstelt!
  3. ontsteld
  4. ontstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontstellen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entsetzen ontstellen; verontrusten bevrijden van belegeraars; griezelen; gruwelen; gruwen; ontzetten; uit de macht ontzetten; verlossen
erschrecken ontstellen; verontrusten angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; laten schrikken; schokken; schrikken; verschrikken


Computer vertaling door derden: