Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ontsieren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontsieren (Nederlands) in het Duits

ontsieren:

ontsieren werkwoord (ontsier, ontsiert, ontsierde, ontsierden, ontsierd)

  1. ontsieren (schoonheid benadelen; lelijk maken)
    verunzieren; verunstalten; schänden
    • verunzieren werkwoord (verunziere, verunzierst, verunziert, verunzierte, verunziertet, verunziert)
    • verunstalten werkwoord (verunstalte, verunstaltest, verunstaltet, verunstaltete, verunstaltetet, verunstaltet)
    • schänden werkwoord (schände, schändest, schändet, schändete, schändetet, geschändet)

Conjugations for ontsieren:

o.t.t.
  1. ontsier
  2. ontsiert
  3. ontsiert
  4. ontsieren
  5. ontsieren
  6. ontsieren
o.v.t.
  1. ontsierde
  2. ontsierde
  3. ontsierde
  4. ontsierden
  5. ontsierden
  6. ontsierden
v.t.t.
  1. heb ontsierd
  2. hebt ontsierd
  3. heeft ontsierd
  4. hebben ontsierd
  5. hebben ontsierd
  6. hebben ontsierd
v.v.t.
  1. had ontsierd
  2. had ontsierd
  3. had ontsierd
  4. hadden ontsierd
  5. hadden ontsierd
  6. hadden ontsierd
o.t.t.t.
  1. zal ontsieren
  2. zult ontsieren
  3. zal ontsieren
  4. zullen ontsieren
  5. zullen ontsieren
  6. zullen ontsieren
o.v.t.t.
  1. zou ontsieren
  2. zou ontsieren
  3. zou ontsieren
  4. zouden ontsieren
  5. zouden ontsieren
  6. zouden ontsieren
en verder
  1. is ontsierd
  2. zijn ontsierd
diversen
  1. ontsier!
  2. ontsiert!
  3. ontsierd
  4. ontsierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontsieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schänden lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen mismaken; misvormen; onteren; ontheiligen; ontwijden; schenden; verminken
verunstalten lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen mismaken; misvormen; verminken
verunzieren lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen

Wiktionary: ontsieren

ontsieren
verb
  1. van de schoonheid beroven