Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontsieren (Nederlands) in het Duits
ontsieren:
-
ontsieren (schoonheid benadelen; lelijk maken)
verunzieren; verunstalten; schänden-
verunstalten werkwoord (verunstalte, verunstaltest, verunstaltet, verunstaltete, verunstaltetet, verunstaltet)
Conjugations for ontsieren:
o.t.t.
- ontsier
- ontsiert
- ontsiert
- ontsieren
- ontsieren
- ontsieren
o.v.t.
- ontsierde
- ontsierde
- ontsierde
- ontsierden
- ontsierden
- ontsierden
v.t.t.
- heb ontsierd
- hebt ontsierd
- heeft ontsierd
- hebben ontsierd
- hebben ontsierd
- hebben ontsierd
v.v.t.
- had ontsierd
- had ontsierd
- had ontsierd
- hadden ontsierd
- hadden ontsierd
- hadden ontsierd
o.t.t.t.
- zal ontsieren
- zult ontsieren
- zal ontsieren
- zullen ontsieren
- zullen ontsieren
- zullen ontsieren
o.v.t.t.
- zou ontsieren
- zou ontsieren
- zou ontsieren
- zouden ontsieren
- zouden ontsieren
- zouden ontsieren
en verder
- is ontsierd
- zijn ontsierd
diversen
- ontsier!
- ontsiert!
- ontsierd
- ontsierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontsieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schänden | lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen | mismaken; misvormen; onteren; ontheiligen; ontwijden; schenden; verminken |
verunstalten | lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen | mismaken; misvormen; verminken |
verunzieren | lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen |
Wiktionary: ontsieren
ontsieren
verb
-
van de schoonheid beroven
- ontsieren → verunzieren