Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ontnuchteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontnuchteren (Nederlands) in het Duits

ontnuchteren:

ontnuchteren werkwoord (ontnuchter, ontnuchtert, ontnuchterde, ontnuchterden, ontnuchterd)

  1. ontnuchteren (nuchter worden)
    ernüchtern; nüchtern werden

Conjugations for ontnuchteren:

o.t.t.
  1. ontnuchter
  2. ontnuchtert
  3. ontnuchtert
  4. ontnuchteren
  5. ontnuchteren
  6. ontnuchteren
o.v.t.
  1. ontnuchterde
  2. ontnuchterde
  3. ontnuchterde
  4. ontnuchterden
  5. ontnuchterden
  6. ontnuchterden
v.t.t.
  1. ben ontnuchterd
  2. bent ontnuchterd
  3. is ontnuchterd
  4. zijn ontnuchterd
  5. zijn ontnuchterd
  6. zijn ontnuchterd
v.v.t.
  1. was ontnuchterd
  2. was ontnuchterd
  3. was ontnuchterd
  4. waren ontnuchterd
  5. waren ontnuchterd
  6. waren ontnuchterd
o.t.t.t.
  1. zal ontnuchteren
  2. zult ontnuchteren
  3. zal ontnuchteren
  4. zullen ontnuchteren
  5. zullen ontnuchteren
  6. zullen ontnuchteren
o.v.t.t.
  1. zou ontnuchteren
  2. zou ontnuchteren
  3. zou ontnuchteren
  4. zouden ontnuchteren
  5. zouden ontnuchteren
  6. zouden ontnuchteren
diversen
  1. ontnuchter!
  2. ontnuchtert!
  3. ontnuchterd
  4. ontnuchterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontnuchteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ernüchtern nuchter worden; ontnuchteren afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen
nüchtern werden nuchter worden; ontnuchteren

Wiktionary: ontnuchteren


Cross Translation:
FromToVia
ontnuchteren ernüchtern sober up — to become sober