Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- onteren:
-
Wiktionary:
- onteren → entehren
- onteren → missbrauchen, vergewaltigen, herabsetzen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor onteren (Nederlands) in het Duits
onteren:
-
onteren (ontwijden)
Conjugations for onteren:
o.t.t.
- onteer
- onteert
- onteert
- onteren
- onteren
- onteren
o.v.t.
- onteerde
- onteerde
- onteerde
- onteerden
- onteerden
- onteerden
v.t.t.
- heb onteerd
- hebt onteerd
- heeft onteerd
- hebben onteerd
- hebben onteerd
- hebben onteerd
v.v.t.
- had onteerd
- had onteerd
- had onteerd
- hadden onteerd
- hadden onteerd
- hadden onteerd
o.t.t.t.
- zal onteren
- zult onteren
- zal onteren
- zullen onteren
- zullen onteren
- zullen onteren
o.v.t.t.
- zou onteren
- zou onteren
- zou onteren
- zouden onteren
- zouden onteren
- zouden onteren
en verder
- ben onteerd
- bent onteerd
- is onteerd
- zijn onteerd
- zijn onteerd
- zijn onteerd
diversen
- onteer!
- onteert!
- onteerd
- onterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor onteren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
angreifen | aantasten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
angreifen | onteren; ontwijden | aanvallen; aanvechten; attaqueren; bestormen; bestrijden; betwisten; overvallen |
schänden | onteren; ontwijden | lelijk maken; mismaken; misvormen; ontheiligen; ontsieren; ontwijden; schenden; schoonheid benadelen; verminken |
verletzen | onteren; ontwijden | aanranden; belasteren; benadelen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; inbreuk maken; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwellen; kwetsen; lasteren; martelen; nadeel toebrengen; overtreden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; prikken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; steken; steken geven; verkrachten; verwonden; zeer doen |
überfallen | onteren; ontwijden | beroven; bevangen; iemand overvallen met iets; overrompelen; overvallen; roven; verrassen |
Wiktionary: onteren
onteren
Cross Translation:
verb
-
1
- onteren → entehren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onteren | → missbrauchen; vergewaltigen | ↔ abuse — to rape |
• onteren | → herabsetzen | ↔ disparage — to dishonor by a comparison |
Computer vertaling door derden: