Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- ontcijferen:
-
Wiktionary:
- ontcijferen → entziffern
- ontcijferen → entschlüsseln, dechiffrieren, herausfinden, schlau werden aus, verstehen, begreifen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontcijferen (Nederlands) in het Duits
ontcijferen:
-
ontcijferen (tot een oplossing brengen; oplossen; ontwarren)
auflösen; herausbekommen; enträtseln; entziffern; entschlüsseln; ausfindig machen; dekodieren; hinterkommen; entwirren; ausknobeln; herausbringen-
herausbekommen werkwoord (bekomme heraus, bekommst heraus, bekommt heraus, bekam heraus, bekamt heraus, herausbekommen)
-
entschlüsseln werkwoord (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
-
ausfindig machen werkwoord (mache ausfindig, machst ausfindig, macht ausfindig, machte ausfindig, machtet ausfindig, ausfindig gemacht)
-
hinterkommen werkwoord (komme hinter, kommst hinter, kommt hinter, kam hinter, kamt hinter, hintergekommen)
-
ausknobeln werkwoord (knobele aus, knobelst aus, knobelt aus, knobelte aus, knobeltet aus, ausgeknobelt)
-
herausbringen werkwoord (bringe heraus, bringst heraus, bringt heraus, bracht heraus, brachtet heraus, herausgebracht)
-
ontcijferen (dechiffreren; decoderen)
entziffern; dechiffrieren; entschlüsseln; enträtseln; dekodieren; entwirren-
dechiffrieren werkwoord
-
entschlüsseln werkwoord (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
Conjugations for ontcijferen:
o.t.t.
- ontcijfer
- ontcijfert
- ontcijfert
- ontcijferen
- ontcijferen
- ontcijferen
o.v.t.
- ontcijferde
- ontcijferde
- ontcijferde
- ontcijferden
- ontcijferden
- ontcijferden
v.t.t.
- heb ontcijferd
- hebt ontcijferd
- heeft ontcijferd
- hebben ontcijferd
- hebben ontcijferd
- hebben ontcijferd
v.v.t.
- had ontcijferd
- had ontcijferd
- had ontcijferd
- hadden ontcijferd
- hadden ontcijferd
- hadden ontcijferd
o.t.t.t.
- zal ontcijferen
- zult ontcijferen
- zal ontcijferen
- zullen ontcijferen
- zullen ontcijferen
- zullen ontcijferen
o.v.t.t.
- zou ontcijferen
- zou ontcijferen
- zou ontcijferen
- zouden ontcijferen
- zouden ontcijferen
- zouden ontcijferen
diversen
- ontcijfer!
- ontcijfert!
- ontcijferd
- ontcijferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontcijferen:
Wiktionary: ontcijferen
ontcijferen
Cross Translation:
verb
-
qua betekenis duiden
- ontcijferen → entziffern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontcijferen | → entschlüsseln; dechiffrieren | ↔ decipher — to decode or decrypt a code or cipher |
• ontcijferen | → entschlüsseln | ↔ decrypt — to convert to plain text |
• ontcijferen | → herausfinden | ↔ figure out — come to understand |
• ontcijferen | → schlau werden aus; verstehen; begreifen | ↔ make sense — decipher, understand |
• ontcijferen | → dechiffrieren | ↔ déchiffrer — décoder ce qui est écrit en chiffre |