Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onschuldig (Nederlands) in het Duits

onschuldig:

onschuldig bijvoeglijk naamwoord

  1. onschuldig (schuldloos; schuldeloos)
    unschuldig; harmlos; arglos; gutartig; schuldlos
  2. onschuldig (rein; onbevlekt; vlekkeloos)
    unschuldig; rein; einwandfrei; fleckenlos; sauber; frisch; makellos; fehlerfrei; keusch; schneeweiß; unbefleckt; blütenweiß
  3. onschuldig (ongevaarlijk; onschadelijk; gevaarloos)
    ungefährlich; harmlos
  4. onschuldig (maagdelijk; puur; zuiver; )
    unberührt; jungfraulich

Vertaal Matrix voor onschuldig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arglos onschuldig; schuldeloos; schuldloos argeloos; naïef
blütenweiß onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos hagelwit; helderwit; sneeuwwit; uiterst wit
einwandfrei onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos absoluut; beslist; brandschoon; correct; foutloos; gaaf; goed; juist; keurig; loepzuiver; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; onweerlegbaar; perfect; perfekt; precies; puntgaaf; ronduit; smetteloos; stellig; vast en zeker; vlekkeloos; volmaakt; zeker
fehlerfrei onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; correct; feilloos; foutloos; gaaf; heel; ideaal; intact; keurig; loepzuiver; maagdelijk; onaangeraakt; onberispelijk; onbesproken; ongerept; patent; perfect; puur; smetteloos; uitmuntend; uitstekend; virginaal; vlekkeloos; volmaakt; voortreffelijk; zuiver
fleckenlos onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; correct; hygienisch; keurig; kuis; onberispelijk; onbesproken; rein; schoon; smetteloos; vlekkeloos; zuiver
frisch onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos bezet; bloeiend; doodgemoedereerd; doodkalm; druk; drukbezet; eigentijds; fleurig; florissant; fris; frisjes; geagiteerd; hedendaags; hooggekleurd; kleurig; kleurrijk; koel; levendig; luchtig; modern; nieuw; nieuwbakken; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; ongebruikt; ongeopend; verhit; vers; versgebakken
gutartig onschuldig; schuldeloos; schuldloos aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; bevallig; charmant; geschikt; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; mild; plezierig; prettig; tof; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
harmlos gevaarloos; ongevaarlijk; onschadelijk; onschuldig; schuldeloos; schuldloos in een handomdraai; moeiteloos; risicoloos; vanzelf; zonder moeite
jungfraulich kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
keusch onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos gekuist; kuis; net; rein; schoon
makellos onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; correct; gaaf; keurig; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; puntgaaf; smetteloos; vlekkeloos
rein onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; natuurlijk; net; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; proper; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
sauber onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygienisch; hygiënisch; klinkklaar; kuis; manierlijk; netjes; onvermengd; opgeruimd; ordelijk; proper; pure; puur; rechttoe; rein; schoon; smetteloos; vlekkeloos; welvoeglijk; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
schneeweiß onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos doodsbleek; hagelwit; helderwit; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; uiterst wit; wit
schuldlos onschuldig; schuldeloos; schuldloos
unbefleckt onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; onbezoedeld; ongerept; puur; smetteloos; virginaal; vlekkeloos; zuiver
unberührt kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver emotieloos; gaaf; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; koelbloedig; liefdeloos; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; ongerept; ongevoelig; onverschillig; onverzwakt; puur; virginaal; zielloos; zuiver
ungefährlich gevaarloos; ongevaarlijk; onschadelijk; onschuldig risicoloos
unschuldig onbevlekt; onschuldig; rein; schuldeloos; schuldloos; vlekkeloos

Verwante woorden van "onschuldig":

  • onschuldige

Wiktionary: onschuldig

onschuldig
adjective
  1. niet schuldig

Cross Translation:
FromToVia
onschuldig harmlos innocuous — harmless
onschuldig konform; unverfänglich; gewöhnlich innocuous — inoffensive

Verwante vertalingen van onschuldig