Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
unbekannt
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
onbekend
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beispiellos
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
onbehoorlijk; onfatsoenlijk; ongehoord; onpassend; onwelgevoegelijk
|
nicht gekannt
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
|
ohnegleichen
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
zonder weerga
|
ungehört
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onwelvoegelijk; schandalig; schandelijk; verfoeilijk
|
unvergleichlich
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
dolletjes; enig; onbehoorlijk; onfatsoenlijk; ongehoord; onnavolgbaar; onpassend; onwelgevoegelijk
|
unübertroffen
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
onbehoorlijk; onfatsoenlijk; ongehoord; onpassend; onwelgevoegelijk
|
überaus lobenswert
|
ongekend; ongeëvenaard; onovertroffen; onvergelijkelijk; onvolprezen; uitstekend; weergaloos
|
|