Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
frivol
|
oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
|
amoreel; frivool; hups; immoreel; lichtzinnig; losbandig; obsceen; ongepast; onkies; onvertogen; onzedelijk; onzedig; pikant; scabreus; schaamteloos; schuin; verkeerd; vies; vunzig; wuft; zedeloos; zinnenprikkelend
|
nicht ehrenhaft
|
oneerbaar
|
|
unanständig
|
oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
|
amoreel; boers; brutaal; hondsbrutaal; hufterig; immoreel; lomp; obsceen; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onkies; onvertogen; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; schuin; verkeerd; vies; vrijpostig; vunzig; zedeloos
|
unehrenhaft
|
oneerbaar
|
amoreel; immoreel; obsceen; oneervol; ongepast; onkies; onvertogen; onzedelijk; onzedig; schuin; verkeerd; vies; vunzig; zedeloos
|
unmoralisch
|
oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
|
amoreel; immoreel; obsceen; ongepast; onkies; onvertogen; onzedelijk; onzedig; schuin; verkeerd; vies; vunzig; zedeloos
|
unsittlich
|
oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
|
amoreel; immoreel; obsceen; ongepast; onkies; onvertogen; onzedelijk; onzedig; schuin; verkeerd; vies; vunzig; zedeloos
|