Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onderwerp (Nederlands) in het Duits

onderwerp:

onderwerp [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het onderwerp (thema)
    Thema; die Aufgabe; Motiv
    • Thema [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufgabe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Motiv [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. het onderwerp (thema van een boek; subject; thema)
    Thema; der Inhalt eines Buches; Thema eines Buches
  3. het onderwerp (onderwerp van een zin)
    der Subjekt; der Satzgegenstand
  4. het onderwerp
    Thema
    • Thema [das ~] zelfstandig naamwoord
  5. het onderwerp
    der Betreff
    • Betreff [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor onderwerp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufgabe onderwerp; thema afgifte; bezigheid; bezorging; capitulatie; geleverde; hobby; karweitje; klusje; krachttoer; kwestie; leverantie; levering; opgaaf; opgave; overgave; probleem; taak; vraagstuk; zich neerleggen bij; zwaarte
Betreff onderwerp aspect; facet; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; opzicht; perspectief; standpunt; zienswijs
Inhalt eines Buches onderwerp; subject; thema; thema van een boek
Motiv onderwerp; thema aanleiding; beweegreden; beweegredenen; dessin; drijfveer; drijfveren; motief; motivatie; patroon; reden; stimulansen; tekening
Satzgegenstand onderwerp; onderwerp van een zin
Subjekt onderwerp; onderwerp van een zin heerschap; sujet; vent
Thema onderwerp; subject; thema; thema van een boek
Thema eines Buches onderwerp; subject; thema; thema van een boek

Verwante woorden van "onderwerp":


Verwante definities voor "onderwerp":

  1. waar het over gaat1
    • het onderwerp van de film was discriminatie1
  2. deel van de zin dat aangeeft wie de handeling uitvoert1
    • in de zin 'Jan slaat de hond' is 'Jan' het onderwerp1

Wiktionary: onderwerp

onderwerp
noun
  1. waar iets over gaat, een thema
  2. zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft
onderwerp
noun
  1. gedanklicher Mittelpunkt
  2. gemeinsamer Fokus einer Gesprächsgruppe
  3. Literatur: Gegenstand oder Grundgedanke zum Beispiel einer schriftlichen Arbeit oder eines literarischen Werkes
  4. Sprachwissenschaft: Satzgegenstand; das Satzglied, über das im Prädikat eine Aussage gemacht wird und das mit dem Verb im Numerus Kongruenz.

Cross Translation:
FromToVia
onderwerp Subjekt subject — in grammar
onderwerp Thema; Gegenstand; Sache; Sujet; Betreff subject — main topic
onderwerp Thema; roter Faden thread — a theme or idea
onderwerp Diskussionsfaden; Thread thread — (Internet): a series of messages
onderwerp Thema topic — subject; theme
onderwerp Begriff; Ding; Gegenstand; Objekt objetchose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé.

onderwerp vorm van onderwerpen:

onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)

  1. onderwerpen (onder gezag brengen)
    unterwerfen; bändigen; demütigen; zähmen; unter die Gewalt bringen
    • unterwerfen werkwoord (unterwerfe, unterwirfst, unterwirft, unterwarf, unterwarft, unterworfen)
    • bändigen werkwoord (bändige, bändigst, bändigt, bändigte, bändigtet, gebändigt)
    • demütigen werkwoord (demütige, demütigst, demütigt, demütigte, demütigtet, demütigt)
    • zähmen werkwoord (zähme, zähmst, zähmt, zähmte, zähmtet, gezähmt)
  2. onderwerpen (machtiger zijn; overheersen; beheersen; heersen over)

Conjugations for onderwerpen:

o.t.t.
  1. onderwerp
  2. onderwerpt
  3. onderwerpt
  4. onderwerpen
  5. onderwerpen
  6. onderwerpen
o.v.t.
  1. onderwierp
  2. onderwierp
  3. onderwierp
  4. onderwierpen
  5. onderwierpen
  6. onderwierpen
v.t.t.
  1. ben onderworpen
  2. bent onderworpen
  3. is onderworpen
  4. zijn onderworpen
  5. zijn onderworpen
  6. zijn onderworpen
v.v.t.
  1. was onderworpen
  2. was onderworpen
  3. was onderworpen
  4. waren onderworpen
  5. waren onderworpen
  6. waren onderworpen
o.t.t.t.
  1. zal onderwerpen
  2. zult onderwerpen
  3. zal onderwerpen
  4. zullen onderwerpen
  5. zullen onderwerpen
  6. zullen onderwerpen
o.v.t.t.
  1. zou onderwerpen
  2. zou onderwerpen
  3. zou onderwerpen
  4. zouden onderwerpen
  5. zouden onderwerpen
  6. zouden onderwerpen
en verder
  1. heb onderworpen
  2. hebt onderworpen
  3. heeft onderworpen
  4. hebben onderworpen
  5. hebben onderworpen
  6. hebben onderworpen
diversen
  1. onderwerp!
  2. onderwerpt!
  3. onderworpen
  4. onderwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onderwerpen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de onderwerpen (thema's)
    die Themen
    • Themen [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor onderwerpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Themen onderwerpen; thema's
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bändigen onder gezag brengen; onderwerpen beheersen; beteugelen; intomen; temmen
demütigen onder gezag brengen; onderwerpen verdeemoedigen; vernederen
mächtiger sein beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
unter die Gewalt bringen onder gezag brengen; onderwerpen
unterwerfen onder gezag brengen; onderwerpen bloot stellen aan; overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
zähmen onder gezag brengen; onderwerpen overmannen; overmeesteren; overweldigen; temmen; zich meester maken van

Verwante woorden van "onderwerpen":


Verwante definities voor "onderwerpen":

  1. laten doen wat jij wil1
    • de Duitsers onderwierpen de Poolse bevolking1
  2. laten meemaken1
    • ik onderwerp hem aan een test1

Wiktionary: onderwerpen

onderwerpen
verb
  1. gezag opleggen
  2. zich overgeven

Cross Translation:
FromToVia
onderwerpen unterwerfen subdue — to bring (a country) under control by force
onderwerpen unterwerfen subject — to cause to undergo
onderwerpen bezwingen; überwältigen; unterbreiten; unterwerfen soumettreréduire, ranger sous la puissance, sous l’autorité, mettre dans un état de dépendance.

Verwante vertalingen van onderwerp