Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omkiepen (Nederlands) in het Duits
omkiepen:
-
omkiepen (omverwerpen; omvergooien; omgooien; omwerpen; omkieperen)
umstürzen; umstoßen; umwerfen; umkippen; umschütten-
umschütten werkwoord (schütte um, schüttest um, schüttet um, schüttete um, schüttetet um, umgeschüttet)
Conjugations for omkiepen:
o.t.t.
- kiep om
- kiept om
- kiept om
- kiepen om
- kiepen om
- kiepen om
o.v.t.
- kiepte om
- kiepte om
- kiepte om
- kiepten om
- kiepten om
- kiepten om
v.t.t.
- heb omgekiept
- hebt omgekiept
- heeft omgekiept
- hebben omgekiept
- hebben omgekiept
- hebben omgekiept
v.v.t.
- had omgekiept
- had omgekiept
- had omgekiept
- hadden omgekiept
- hadden omgekiept
- hadden omgekiept
o.t.t.t.
- zal omkiepen
- zult omkiepen
- zal omkiepen
- zullen omkiepen
- zullen omkiepen
- zullen omkiepen
o.v.t.t.
- zou omkiepen
- zou omkiepen
- zou omkiepen
- zouden omkiepen
- zouden omkiepen
- zouden omkiepen
en verder
- ben omgekiept
- bent omgekiept
- is omgekiept
- zijn omgekiept
- zijn omgekiept
- zijn omgekiept
diversen
- kiep om!
- kiept om!
- omgekiept
- omkiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor omkiepen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
umkippen | omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen | buitelen; duikelen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; neerslaan; om het lijf slaan; omkantelen; omslaan; omverslaan; onderuithalen; over een kant vallen; tuimelen; vallen; vloeren |
umschütten | omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen | omduwen; omgieten; omstoten; omverstoten; overgieten; overschenken; overstorten |
umstoßen | omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen | omduwen; omstoten; omverrukken; omverstoten |
umstürzen | omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen | omduwen; omrollen; omstoten; omvallen; omverstoten; omvervallen |
umwerfen | omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen | omduwen; omstoten; omvergooien; omverstoten |