Nederlands
Uitgebreide vertaling voor obstructie plegen (Nederlands) in het Duits
obstructie plegen:
obstructie plegen werkwoord (pleeg obstructie, pleegt obstructie, pleegde obstructie, pleegden obstructie, obstructie gepleegd)
-
obstructie plegen
stören; ertragen; entgegentreten; entgegen wirken-
entgegentreten werkwoord
-
entgegen wirken werkwoord (wirke entgegen, wirkst entgegen, wirkt entgegen, wirkte entgegen, wirktet entgegen, entgegen gewirkt)
Conjugations for obstructie plegen:
o.t.t.
- pleeg obstructie
- pleegt obstructie
- pleegt obstructie
- plegen obstructie
- plegen obstructie
- plegen obstructie
o.v.t.
- pleegde obstructie
- pleegde obstructie
- pleegde obstructie
- pleegden obstructie
- pleegden obstructie
- pleegden obstructie
v.t.t.
- heb obstructie gepleegd
- hebt obstructie gepleegd
- heeft obstructie gepleegd
- hebben obstructie gepleegd
- hebben obstructie gepleegd
- hebben obstructie gepleegd
v.v.t.
- had obstructie gepleegd
- had obstructie gepleegd
- had obstructie gepleegd
- hadden obstructie gepleegd
- hadden obstructie gepleegd
- hadden obstructie gepleegd
o.t.t.t.
- zal obstructie plegen
- zult obstructie plegen
- zal obstructie plegen
- zullen obstructie plegen
- zullen obstructie plegen
- zullen obstructie plegen
o.v.t.t.
- zou obstructie plegen
- zou obstructie plegen
- zou obstructie plegen
- zouden obstructie plegen
- zouden obstructie plegen
- zouden obstructie plegen
diversen
- pleeg obstructie!
- pleegt obstructie!
- obstructie gepleegd
- obstructie plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor obstructie plegen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entgegen wirken | obstructie plegen | |
entgegentreten | obstructie plegen | belemmeren; beletten; verhinderen |
ertragen | obstructie plegen | doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; lijden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden |
stören | obstructie plegen | afbreken; belemmeren; beletten; doen ophouden; ergeren; hinderen; irriteren; onderbreken; onmogelijk maken; op de zenuwen werken; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen; vervelen; voorkomen; voorkómen |