Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. nopen:
  2. nop:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nopen (Nederlands) in het Duits

nopen:

nopen werkwoord (noop, noopt, noopte, noopten, genoopt)

  1. nopen (door iets genoodzaakt worden; noodzaken)
    nötigen; durch etwas genötigt werden; zwingen; erpressen
    • nötigen werkwoord (nötige, nötigst, nötigt, nötigte, nötigtet, genötigt)
    • zwingen werkwoord (zwinge, zwingst, zwingt, zwang, zwangt, gezwungen)
    • erpressen werkwoord (erpresse, erpreßt, erpresste, erpresstet, erpreßt)

Conjugations for nopen:

o.t.t.
  1. noop
  2. noopt
  3. noopt
  4. nopen
  5. nopen
  6. nopen
o.v.t.
  1. noopte
  2. noopte
  3. noopte
  4. noopten
  5. noopten
  6. noopten
v.t.t.
  1. ben genoopt
  2. bent genoopt
  3. is genoopt
  4. zijn genoopt
  5. zijn genoopt
  6. zijn genoopt
v.v.t.
  1. was genoopt
  2. was genoopt
  3. was genoopt
  4. waren genoopt
  5. waren genoopt
  6. waren genoopt
o.t.t.t.
  1. zal nopen
  2. zult nopen
  3. zal nopen
  4. zullen nopen
  5. zullen nopen
  6. zullen nopen
o.v.t.t.
  1. zou nopen
  2. zou nopen
  3. zou nopen
  4. zouden nopen
  5. zouden nopen
  6. zouden nopen
diversen
  1. noop!
  2. noopt!
  3. genoopt
  4. nopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durch etwas genötigt werden door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen
erpressen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen afdwingen; afpersen; binden; chanteren; dwingen; forceren; intimideren; knevelen; knopen; onder druk zetten; strikken; vastbinden; vastmaken
nötigen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen dwingen; dwingen te doen; influisteren; ingeven; souffleren
zwingen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen dwingen; dwingen te doen

Verwante woorden van "nopen":


nop:

nop [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de nop (vlek; spat; stip; )
    der Fleck; der Klecks
    • Fleck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klecks [der ~] zelfstandig naamwoord

nop bijvoeglijk naamwoord

  1. nop (noppes)
    nichts
    • nichts bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor nop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fleck moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bon; coupon; smet; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
Klecks moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; smet; spat; spatter; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nichts nop; noppes niets; niks

Verwante woorden van "nop":


Wiktionary: nop

nop
  1. mehrere, durch Wasser verbundene Eiskristalle

Cross Translation:
FromToVia
nop Flocke floconpetit touffe, amas léger de laine, de soie, etc.