Nederlands
Uitgebreide vertaling voor niksen (Nederlands) in het Duits
niksen:
-
niksen (lanterfanten; luieren; lummelen; rondhangen; nietsdoen)
bummeln; trödeln; herumlungern; herumsitzen; sich herumtreiben; herumstehen-
herumlungern werkwoord (lungre herum, lungerst herum, lungert herum, lungerte herum, lungertet herum, herumgelungert)
-
sich herumtreiben werkwoord (treibe mich herum, treibst dich herum, treibt sich herum, trieb sich herum, triebt euch herum, sich herumgetrieben)
-
herumstehen werkwoord (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
-
niksen (rondhangen; rondlummelen)
herumstehen; hängen; herumsitzen-
herumstehen werkwoord (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
-
Conjugations for niksen:
o.t.t.
- niks
- nikst
- nikst
- niksen
- niksen
- niksen
o.v.t.
- nikste
- nikste
- nikste
- niksten
- niksten
- niksten
v.t.t.
- heb genikst
- hebt genikst
- heeft genikst
- hebben genikst
- hebben genikst
- hebben genikst
v.v.t.
- had genikst
- had genikst
- had genikst
- hadden genikst
- hadden genikst
- hadden genikst
o.t.t.t.
- zal niksen
- zult niksen
- zal niksen
- zullen niksen
- zullen niksen
- zullen niksen
o.v.t.t.
- zou niksen
- zou niksen
- zou niksen
- zouden niksen
- zouden niksen
- zouden niksen
diversen
- niks!
- nikst!
- genikst
- niksend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze