Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- nauwgezetheid:
- nauwgezet:
-
Wiktionary:
- nauwgezetheid → Akkuratesse, Sorgfältigkeit, Genauigkeit, Pünktlichkeit, Richtigkeit
- nauwgezet → genau
- nauwgezet → exakt, akkurat, genau, sorgfältig, ordentlich, pünktlich, richtig, präzis, recht, zutreffend
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor nauwgezetheid (Nederlands) in het Duits
nauwgezetheid:
-
de nauwgezetheid (nauwkeurigheid; precisie; accuratesse)
Vertaal Matrix voor nauwgezetheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Akkuratesse | accuratesse; nauwgezetheid; nauwkeurigheid; precisie | correctheid; juistheid; nauwlettendheid; preciesheid; stiptheid |
Genauigkeit | accuratesse; nauwgezetheid; nauwkeurigheid; precisie | correctheid; juistheid; nauwlettendheid; preciesheid; stiptheid |
Gewissenhaftigkeit | accuratesse; nauwgezetheid; nauwkeurigheid; precisie | nauwlettendheid |
Verwante woorden van "nauwgezetheid":
Wiktionary: nauwgezetheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nauwgezetheid | → Akkuratesse; Sorgfältigkeit; Genauigkeit; Pünktlichkeit; Richtigkeit | ↔ ponctualité — exactitude à faire certaines choses dans un temps donné, comme on se l’proposer, ou comme on l’promettre. |
• nauwgezetheid | → Akkuratesse; Sorgfältigkeit; Genauigkeit; Pünktlichkeit; Richtigkeit | ↔ régularité — conformité à un ordre, à des règles, soit naturelles, soit de convention ; constance ; uniformité. |
nauwgezet:
-
nauwgezet (nauwkeurig; accuraat; secuur; precies; nauwlettend)
gründlich; genau; pünktlich; gerade; sorgfältig; korrekt; sicher; akkurat; gewissenhaft; skrupulös; konsequent; strikt-
gründlich bijvoeglijk naamwoord
-
genau bijvoeglijk naamwoord
-
pünktlich bijvoeglijk naamwoord
-
gerade bijvoeglijk naamwoord
-
sorgfältig bijvoeglijk naamwoord
-
korrekt bijvoeglijk naamwoord
-
sicher bijvoeglijk naamwoord
-
akkurat bijvoeglijk naamwoord
-
gewissenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
skrupulös bijvoeglijk naamwoord
-
konsequent bijvoeglijk naamwoord
-
strikt bijvoeglijk naamwoord
-
-
nauwgezet (met grote juistheid)
eng; schmal; mit großer Genauigkeit-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
schmal bijvoeglijk naamwoord
-
mit großer Genauigkeit bijvoeglijk naamwoord
-
-
nauwgezet (zorgvuldig; nauwkeurig; conscientieus)
sorgfältig; pünktlich; gründlich; genau; gewissenhaft; konsequent-
sorgfältig bijvoeglijk naamwoord
-
pünktlich bijvoeglijk naamwoord
-
gründlich bijvoeglijk naamwoord
-
genau bijvoeglijk naamwoord
-
gewissenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
konsequent bijvoeglijk naamwoord
-
-
nauwgezet (nauwkeurig; precies; stipt)
prezies; pünktlich; gewissenhaft-
prezies bijvoeglijk naamwoord
-
pünktlich bijvoeglijk naamwoord
-
gewissenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
nauwgezet (gedetailleerd; nauwkeurig; precies; minutieus; secuur; zorgvuldig; accuraat)
detailliert; sorgfältig; gründlich; genau; gewissenhaft; ausführlich; strikt; minuziös; peinlichgenau; haarklein; haargenau; korrekt; eingehend; akkurat; haarscharf; haarfein-
detailliert bijvoeglijk naamwoord
-
sorgfältig bijvoeglijk naamwoord
-
gründlich bijvoeglijk naamwoord
-
genau bijvoeglijk naamwoord
-
gewissenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ausführlich bijvoeglijk naamwoord
-
strikt bijvoeglijk naamwoord
-
minuziös bijvoeglijk naamwoord
-
peinlichgenau bijvoeglijk naamwoord
-
haarklein bijvoeglijk naamwoord
-
haargenau bijvoeglijk naamwoord
-
korrekt bijvoeglijk naamwoord
-
eingehend bijvoeglijk naamwoord
-
akkurat bijvoeglijk naamwoord
-
haarscharf bijvoeglijk naamwoord
-
haarfein bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor nauwgezet:
Verwante woorden van "nauwgezet":
Wiktionary: nauwgezet
nauwgezet
Cross Translation:
adjective
-
met veel aandacht, op details lettend
- nauwgezet → genau
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nauwgezet | → exakt; akkurat; genau; sorgfältig; ordentlich; pünktlich; richtig; präzis; recht; zutreffend | ↔ exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention. |
• nauwgezet | → sorgfältig; ordentlich; akkurat; pünktlich | ↔ ponctuel — Qui est exact |
• nauwgezet | → akkurat; genau; sorgfältig; ordentlich; pünktlich; richtig; exakt; präzis | ↔ régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme. |