Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Feuchtigkeit
|
nat; vloeistof; vocht
|
humiditeit; klamheid; natheid; nattigheid; vocht; vochtigheid; vochtigheidsgehalte
|
Flüssigkeit
|
nat; vloeistof; vocht
|
buigzaamheid; flexibiliteit; meegaandheid; natheid; nattigheid; soepelheid; vloeibaarheid; vloeiendheid; vochtigheid; volgzaamheid
|
Getränk
|
nat; vloeistof; vocht
|
alcohol; drank; drinkbaar vocht; sterke drank
|
Naß
|
nat; vloeistof; vocht
|
natheid; nattigheid; vochtigheid
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beschlagen
|
humide; nat; vochtig
|
beslagen; dof; flets; glansloos; mat; niet helder
|
feucht
|
humide; nat; vochtig
|
kil; klam; koud en vochtig; naar zweet ruikend; nattig; obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos; zweterig
|
feuchtkalt
|
humide; nat; vochtig
|
guur; kil; koud en vochtig
|
klamm
|
humide; nat; vochtig
|
kil; koud en vochtig
|
naß
|
humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig
|
|
regnerisch
|
met neerslag; nat; regenachtig
|
druilerig; miezerig
|
trüb
|
met neerslag; nat; regenachtig
|
bedroefd; beslagen; dof; donker; drabbig; droef; droevig; druilerig; duister; flauw; glansloos; kommervol; mat; miezerig; mistig; naargeestig; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; rouwig; somber; treurig; triest; troebel; troebelachtig; troosteloos; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; verdrietig; vol met zorgen; wazig; wollig; zwaarmoedig
|
trübe
|
met neerslag; nat; regenachtig
|
baggerig; beslagen; dof; donker; drabbig; drassig; druilerig; duister; flauw; glansloos; mat; miezerig; mistig; modderig; morsig; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; pruttig; ranzig; rouwig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; treurig; troebel; troebelachtig; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; verdrietig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wazig; wollig
|