Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. nabezorgen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nabezorgen (Nederlands) in het Duits

nabezorgen:

nabezorgen werkwoord (bezorg na, bezorgt na, bezorgde na, bezorgden na, nabezorgd)

  1. nabezorgen (naleveren)
    nachliefern
    • nachliefern werkwoord (liefere nach, lieferst nach, liefert nach, lieferte nach, liefertet nach, nachgeliefert)

Conjugations for nabezorgen:

o.t.t.
  1. bezorg na
  2. bezorgt na
  3. bezorgt na
  4. bezorgen na
  5. bezorgen na
  6. bezorgen na
o.v.t.
  1. bezorgde na
  2. bezorgde na
  3. bezorgde na
  4. bezorgden na
  5. bezorgden na
  6. bezorgden na
v.t.t.
  1. heb nabezorgd
  2. hebt nabezorgd
  3. heeft nabezorgd
  4. hebben nabezorgd
  5. hebben nabezorgd
  6. hebben nabezorgd
v.v.t.
  1. had nabezorgd
  2. had nabezorgd
  3. had nabezorgd
  4. hadden nabezorgd
  5. hadden nabezorgd
  6. hadden nabezorgd
o.t.t.t.
  1. zal nabezorgen
  2. zult nabezorgen
  3. zal nabezorgen
  4. zullen nabezorgen
  5. zullen nabezorgen
  6. zullen nabezorgen
o.v.t.t.
  1. zou nabezorgen
  2. zou nabezorgen
  3. zou nabezorgen
  4. zouden nabezorgen
  5. zouden nabezorgen
  6. zouden nabezorgen
en verder
  1. is nabezorgd
  2. zijn nabezorgd
diversen
  1. bezorg na!
  2. bezorgt na!
  3. nabezorgd
  4. nabezorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

nabezorgen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. nabezorgen
    Nachlieferen

Vertaal Matrix voor nabezorgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Nachlieferen nabezorgen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nachliefern nabezorgen; naleveren