Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal naaktheid

Vertaal naaktheid van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

naaktheid:
- Nacktheit; Blöße
naakt:
- bloß; nackt; entblößt
- Nacktfigur; Akt
Wiktionary:
- naaktheid → Nacktheit
- naaktheid → Nacktheit
- naakt → nackt
- naakt → nackt, bloß

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor naaktheid (Nederlands) in het Duits

naaktheid:

naaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de naaktheid
die Nacktheit; die Blöße
- Nacktheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Blöße [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor naaktheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Blöße	naaktheid
Nacktheit	naaktheid	kaalheid

Verwante woorden van "naaktheid":

naakt

Wiktionary: naaktheid

naaktheid

noun

het naakt zijn
- naaktheid → Nacktheit

Cross Translation:

From	To	Via
• naaktheid	→ Nacktheit	↔ nudity — the state of being without clothing on the body

naaktheid vorm van naakt:

naakt bijvoeglijk naamwoord

naakt (onbloot; bloot)
bloß; nackt; entblößt
- bloß bijvoeglijk naamwoord
- nackt bijvoeglijk naamwoord
- entblößt bijvoeglijk naamwoord

naakt [het ~] zelfstandig naamwoord

het naakt (naaktfiguur; naaktschilderij)
die Nacktfigur; der Akt
- Nacktfigur [die ~] zelfstandig naamwoord
- Akt [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor naakt:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Akt	naakt; naaktfiguur; naaktschilderij	actie; aktie; daad; handeling
Nacktfigur	naakt; naaktfiguur; naaktschilderij
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bloß	bloot; naakt; onbloot	alleen maar; enkel; ontbloot; slechts
entblößt	bloot; naakt; onbloot	blootgelegd; ontbloot
nackt	bloot; naakt; onbloot	ongekleed; ontbloot; zonder bekleding

Verwante woorden van "naakt":

naaktheid

Wiktionary: naakt

naakt

adjective

zonder beharing of andere fysieke bescherming van de huid, ontkleed
- naakt → nackt

Cross Translation:

From	To	Via
• naakt	→ nackt	↔ naked — not wearing any clothes
• naakt	→ nackt	↔ nude — without clothing or other covering
• naakt	→ bloß; nackt	↔ nu — Qui n’a pas de vêtements, qui dévêtir.