Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor munt (Nederlands) in het Duits
munt:
Vertaal Matrix voor munt:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Erkennungsmarke | munt; penning; plaatje als herkenningsteken | herkenningsplaatje; identiteitsplaatje |
Geld | munt; muntstuk | centen; duiten; financiële middelen; fortuin; geld; geldmiddelen; geldstukken; grote som geld; kapitaal; poen; valuta |
Geldsorte | geldstuk; munt; muntstuk; penning | geldsoort; geldspecie; herleidingskoers; koers; munteenheid; muntsoort; valuta; wisselkoers |
Geldstück | geldstuk; munt; muntstuk; penning | |
Gulden | munt; muntstuk; penning; plaatje als herkenningsteken | gouden munt; goudgeld; goudstuk; guldenmuntstuk; piek |
Marke | munt; muntstuk; penning; plaatje als herkenningsteken | beeldmerk; bon; coupon; inktstempel; keur; kwaliteitsmerk; logo; spaarzegel; stempel; waarborg; waarmerk; zegel |
Münze | geldstuk; munt; muntstuk; penning; plaatje als herkenningsteken | geldsoort; geldspecie; muntspecie |
Pfennig | geldstuk; munt; muntstuk; penning; plaatje als herkenningsteken | cent; gedenkpenning; penning |
Verwante woorden van "munt":
Synoniemen voor "munt":
Verwante definities voor "munt":
Wiktionary: munt
munt
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• munt | → Münze; Geldstück | ↔ coin — (currency) A piece of currency |
• munt | → Münzanstalt; Münze | ↔ mint — money-producing building or institution |
• munt | → Minze | ↔ mint — plant |
• munt | → minze; Minze | ↔ menthe — (botanique) plante odoriférante, de la famille des labiées. |
munt vorm van munten:
-
munten
Conjugations for munten:
o.t.t.
- munt
- munt
- munt
- munten
- munten
- munten
o.v.t.
- muntte
- muntte
- muntte
- muntten
- muntten
- muntten
v.t.t.
- heb gemunt
- hebt gemunt
- heeft gemunt
- hebben gemunt
- hebben gemunt
- hebben gemunt
v.v.t.
- had gemunt
- had gemunt
- had gemunt
- hadden gemunt
- hadden gemunt
- hadden gemunt
o.t.t.t.
- zal munten
- zult munten
- zal munten
- zullen munten
- zullen munten
- zullen munten
o.v.t.t.
- zou munten
- zou munten
- zou munten
- zouden munten
- zouden munten
- zouden munten
en verder
- is gemunt
- zijn gemunt
diversen
- munt!
- munt!
- gemunt
- muntend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor munten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Münzen schlagen | munten | |
münzen | munten | aanmunten |
prägen | munten | afstempelen; stempel opdrukken; stempelen |