Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- motiveren:
-
Wiktionary:
- motiveren → motivieren
- motiveren → treiben, motivieren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor motiveren (Nederlands) in het Duits
motiveren:
-
motiveren
motivieren; unterstützen; ermutigen; anfeuern; aufmuntern; antreiben; ermuntern; anspornen-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
Conjugations for motiveren:
o.t.t.
- motiveer
- motiveert
- motiveert
- motiveren
- motiveren
- motiveren
o.v.t.
- motiveerde
- motiveerde
- motiveerde
- motiveerden
- motiveerden
- motiveerden
v.t.t.
- heb gemotiveerd
- hebt gemotiveerd
- heeft gemotiveerd
- hebben gemotiveerd
- hebben gemotiveerd
- hebben gemotiveerd
v.v.t.
- had gemotiveerd
- had gemotiveerd
- had gemotiveerd
- hadden gemotiveerd
- hadden gemotiveerd
- hadden gemotiveerd
o.t.t.t.
- zal motiveren
- zult motiveren
- zal motiveren
- zullen motiveren
- zullen motiveren
- zullen motiveren
o.v.t.t.
- zou motiveren
- zou motiveren
- zou motiveren
- zouden motiveren
- zouden motiveren
- zouden motiveren
en verder
- ben gemotiveerd
- bent gemotiveerd
- is gemotiveerd
- zijn gemotiveerd
- zijn gemotiveerd
- zijn gemotiveerd
diversen
- motiveer!
- motiveert!
- gemotiveerd
- motiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze