Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mislukt (Nederlands) in het Duits

mislukt:

mislukt bijvoeglijk naamwoord

  1. mislukt
    Fehler; fehlerhaft; ausgefallen

Vertaal Matrix voor mislukt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fehler abuis; afgang; blunder; bug; defect; domheid; dwaling; echec; euvel; feil; fiasco; flater; flop; fout; gebrek; giller; incorrectheid; machinedefect; mankement; misgreep; mislukking; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; vergissing
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fehler mislukt
ausgefallen mislukt
fehlerhaft mislukt ernaast; fout; foutief; mis; niet echt; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; ten onrechte; vals; verkeerd; vicieus

Wiktionary: mislukt


Cross Translation:
FromToVia
mislukt vergebens; vergeblich; abortiv abortif — (vieilli) Qui venir avant terme, qui n’pouvoir acquérir son entier développement.

mislukt vorm van mislukken:

mislukken werkwoord (misluk, mislukt, mislukte, mislukten, mislukt)

  1. mislukken (falen; verkeerd lopen; misgaan; )
    mißlingen; fehlschlagen; abgehen; scheitern; schiefgehen; irren; mißraten; auffliegen; danebengehen
    • mißlingen werkwoord (mißlinge, mißlingst, mißlingt, mißlang, mißlangt, mißlungen)
    • fehlschlagen werkwoord (schlage fehl, schlägst fehl, schlägt fehl, schlug fehl, schlugt fehl, fehlgeschlagen)
    • abgehen werkwoord (gehe ab, gehst ab, geht ab, ging ab, ginget ab, abgegangen)
    • scheitern werkwoord (scheitere, scheiterst, scheitert, scheiterte, scheitertet, gescheitert)
    • schiefgehen werkwoord (geh schief, gehst schief, geht schief, ging schief, gingt schief, schiefgegangen)
    • irren werkwoord (irre, irrst, irrt, irrte, irrtet, geirrt)
    • mißraten werkwoord (mißrate, mißrätst, mißrät, mißriet, mißrietet, mißraten)
    • auffliegen werkwoord (fliege auf, fliegst auf, fliegt auf, flog auf, floget auf, aufgeflogen)
    • danebengehen werkwoord

Conjugations for mislukken:

o.t.t.
  1. misluk
  2. mislukt
  3. mislukt
  4. mislukken
  5. mislukken
  6. mislukken
o.v.t.
  1. mislukte
  2. mislukte
  3. mislukte
  4. mislukten
  5. mislukten
  6. mislukten
v.t.t.
  1. ben mislukt
  2. bent mislukt
  3. is mislukt
  4. zijn mislukt
  5. zijn mislukt
  6. zijn mislukt
v.v.t.
  1. was mislukt
  2. was mislukt
  3. was mislukt
  4. waren mislukt
  5. waren mislukt
  6. waren mislukt
o.t.t.t.
  1. zal mislukken
  2. zult mislukken
  3. zal mislukken
  4. zullen mislukken
  5. zullen mislukken
  6. zullen mislukken
o.v.t.t.
  1. zou mislukken
  2. zou mislukken
  3. zou mislukken
  4. zouden mislukken
  5. zouden mislukken
  6. zouden mislukken
diversen
  1. misluk!
  2. mislukt!
  3. mislukt
  4. mislukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor mislukken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abgehen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen eraf gaan
auffliegen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen openvliegen; opvliegen; opwaarts vliegen
danebengehen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
fehlschlagen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen ketsen
irren afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen dolen; omzwerven; ronddwalen; waren; zwerven
mißlingen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
mißraten afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
scheitern afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen averij oplopen; ten onder gaan; vergaan
schiefgehen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen de weg kwijtraken; scheef gaan; verdwalen; verkeerd aflopen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verongelukken

Antoniemen van "mislukken":


Verwante definities voor "mislukken":

  1. fout gaan1
    • de overval mislukte doordat de politie gewaarschuwd was1

Wiktionary: mislukken

mislukken
verb
  1. verkeerd aflopen, zonder het gewenste resultaat
mislukken
verb
  1. intransitiv: nicht gelingen, nicht von Erfolg, Brauchbarkeit, Nutzen sein

Cross Translation:
FromToVia
mislukken scheitern fail — be unsuccessful
mislukken abtreiben; abortieren; fehlgebären; scheitern; verwerfen; fehlschlagen avorter — biologie|fr mettre bas accidentellement un fœtus non viable (pour les femmes, on dit « faire une fausse couche »).