Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. misbaar:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor misbaar (Nederlands) in het Duits

misbaar:

misbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. misbaar (ontbeerlijk)
    abkömmlich; entbehrlich

misbaar [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het misbaar
    der Lärm; der Krawall; Geschrei; Spektakel; Geheul
    • Lärm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krawall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geschrei [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Spektakel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Geheul [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor misbaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geheul misbaar gebrom; gehuil; gejammer; gejank; gemopper; geweeklaag; geween; wolvengehuil
Geschrei misbaar gebrul; gebulder; gegil; gekijf; gekrijs; geschreeuw; geschrei; tranen vergieten; vergieten
Krawall misbaar oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; rel; volksoproer; vuistgevecht
Lärm misbaar herrie; kabaal; lawaai; leven; luidruchtigheid; rumoer; spektakel; stennis; tumult
Spektakel misbaar beroering; botsing; conflict; drukte; gebrul; gebulder; gedruis; gekrijs; geraas; geschreeuw; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; onenigheid; opschudding; pandemonium; rumoer; ruzie; schouwspel; spektakel; spektakelstuk; tumult; twist
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abkömmlich misbaar; ontbeerlijk
entbehrlich misbaar; ontbeerlijk broodnodig; hard nodig; nodeloos; onnodig; overbodig