Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. migreren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor migreren (Nederlands) in het Duits

migreren:

migreren werkwoord (migreer, migreert, migreerde, migreerden, gemigreerd)

  1. migreren
    einwandern; auswandern
    • einwandern werkwoord (wandere ein, wanderst ein, wandert ein, wanderte ein, wandertet ein, eingewandert)
    • auswandern werkwoord (wandere aus, wanderst aus, wandert aus, wanderte aus, wandertet aus, ausgewandert)
  2. migreren
    migrieren

Conjugations for migreren:

o.t.t.
  1. migreer
  2. migreert
  3. migreert
  4. migreren
  5. migreren
  6. migreren
o.v.t.
  1. migreerde
  2. migreerde
  3. migreerde
  4. migreerden
  5. migreerden
  6. migreerden
v.t.t.
  1. heb gemigreerd
  2. hebt gemigreerd
  3. heeft gemigreerd
  4. hebben gemigreerd
  5. hebben gemigreerd
  6. hebben gemigreerd
v.v.t.
  1. had gemigreerd
  2. had gemigreerd
  3. had gemigreerd
  4. hadden gemigreerd
  5. hadden gemigreerd
  6. hadden gemigreerd
o.t.t.t.
  1. zal migreren
  2. zult migreren
  3. zal migreren
  4. zullen migreren
  5. zullen migreren
  6. zullen migreren
o.v.t.t.
  1. zou migreren
  2. zou migreren
  3. zou migreren
  4. zouden migreren
  5. zouden migreren
  6. zouden migreren
diversen
  1. migreer!
  2. migreert!
  3. gemigreerd
  4. migrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor migreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auswandern migreren emigreren; landverhuizen; uit de weg gaan; uit een land wijken; uitwijken
einwandern migreren binnenvallen; immigreren; onverwachts langskomen
migrieren migreren