Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. meet:
  2. meten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor meet (Nederlands) in het Duits

meet:

meet [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de meet (finishlijn; eindpunt; finish; einde; eindstreep)
    Finish; Ziel; die Ziellinie
    • Finish [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Ziel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Ziellinie [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor meet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Finish einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet glans; glanslaag
Ziel einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet bestemming; doel; doel bij voetbalwedstrijd; doel-; doeleinde; doelstelling; doelvoorziening; doelwit; eindpaal; eindpunt; goal; intentie; inzet; mikpunt; moedwil; reisbestemming; streven; voornemen
Ziellinie einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet rooilijn

Verwante woorden van "meet":


Wiktionary: meet

meet
noun
  1. een grensstreep, een eindstreep
meet
noun
  1. Ausrichtung oder Endpunkt einer Bestrebung

Cross Translation:
FromToVia
meet Ende finish — end

meet vorm van meten:

meten werkwoord (meet, mat, maten, gemeten)

  1. meten (diepte bepalen; peilen; opmeten)
    loten; Tiefe peilen
    • loten werkwoord (lote, lotest, lotet, lotete, lotetet, gelotet)
    • Tiefe peilen werkwoord

Conjugations for meten:

o.t.t.
  1. meet
  2. meet
  3. meet
  4. meten
  5. meten
  6. meten
o.v.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. maten
  5. maten
  6. maten
v.t.t.
  1. heb gemeten
  2. hebt gemeten
  3. heeft gemeten
  4. hebben gemeten
  5. hebben gemeten
  6. hebben gemeten
v.v.t.
  1. had gemeten
  2. had gemeten
  3. had gemeten
  4. hadden gemeten
  5. hadden gemeten
  6. hadden gemeten
o.t.t.t.
  1. zal meten
  2. zult meten
  3. zal meten
  4. zullen meten
  5. zullen meten
  6. zullen meten
o.v.t.t.
  1. zou meten
  2. zou meten
  3. zou meten
  4. zouden meten
  5. zouden meten
  6. zouden meten
diversen
  1. meet!
  2. meet!
  3. gemeten
  4. metend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Tiefe peilen diepte bepalen; meten; opmeten; peilen
loten diepte bepalen; meten; opmeten; peilen diepte loden; loden; van loodglazuur voorzien

Verwante woorden van "meten":


Verwante definities voor "meten":

  1. bepalen hoe groot of lang of breed iets is1
    • we meten de lengte van de gordijnen1

Wiktionary: meten

meten
verb
  1. de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde
meten
verb
  1. transitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen

Cross Translation:
FromToVia
meten messen gauge — measure
meten Messung measure — act of measuring
meten messen measure — ascertain the quantity of a unit
meten zeitstempeln timestamp — record date and time of
meten messen; abmessen; aufmessen mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.