Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor meerekenen (Nederlands) in het Duits

meerekenen:

meerekenen werkwoord (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)

  1. meerekenen (meetellen)
    mitrechnen; mitzählen; hinzuzählen
    • mitrechnen werkwoord (rechne mit, rechnest mit, rechnet mit, rechnete mit, rechnetet mit, mitgerechnet)
    • mitzählen werkwoord (zähle mit, zählst mit, zählt mit, zählte mit, zähltet mit, mitgezählt)
    • hinzuzählen werkwoord (zähle hinzu, zählst hinzu, zählt hinzu, zählte hinzu, zähltet hinzu, hinzugezählt)
  2. meerekenen (erbij rekenen; meetellen)
    einkalkulieren; einschließen; mitrechnen; mitzählen; hinzuzählen
    • einkalkulieren werkwoord (kalkuliere ein, kalkulierst ein, kalkuliert ein, kalkulierte ein, kalkuliertet ein, einkalkuliert)
    • einschließen werkwoord (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
    • mitrechnen werkwoord (rechne mit, rechnest mit, rechnet mit, rechnete mit, rechnetet mit, mitgerechnet)
    • mitzählen werkwoord (zähle mit, zählst mit, zählt mit, zählte mit, zähltet mit, mitgezählt)
    • hinzuzählen werkwoord (zähle hinzu, zählst hinzu, zählt hinzu, zählte hinzu, zähltet hinzu, hinzugezählt)

Conjugations for meerekenen:

o.t.t.
  1. reken mee
  2. rekent mee
  3. rekent mee
  4. rekenen mee
  5. rekenen mee
  6. rekenen mee
o.v.t.
  1. rekende mee
  2. rekende mee
  3. rekende mee
  4. rekenden mee
  5. rekenden mee
  6. rekenden mee
v.t.t.
  1. heb meegerekend
  2. hebt meegerekend
  3. heeft meegerekend
  4. hebben meegerekend
  5. hebben meegerekend
  6. hebben meegerekend
v.v.t.
  1. had meegerekend
  2. had meegerekend
  3. had meegerekend
  4. hadden meegerekend
  5. hadden meegerekend
  6. hadden meegerekend
o.t.t.t.
  1. zal meerekenen
  2. zult meerekenen
  3. zal meerekenen
  4. zullen meerekenen
  5. zullen meerekenen
  6. zullen meerekenen
o.v.t.t.
  1. zou meerekenen
  2. zou meerekenen
  3. zou meerekenen
  4. zouden meerekenen
  5. zouden meerekenen
  6. zouden meerekenen
en verder
  1. ben meegerekend
  2. bent meegerekend
  3. is meegerekend
  4. zijn meegerekend
  5. zijn meegerekend
  6. zijn meegerekend
diversen
  1. reken mee!
  2. rekent mee!
  3. meegerekend
  4. meerekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meerekenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einkalkulieren erbij rekenen; meerekenen; meetellen incalculeren; rekening houden met
einschließen erbij rekenen; meerekenen; meetellen bijsluiten; bijvoegen; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; in de cel zetten; in hechtenis houden; inleggen; inpassen; insluiten; interneren; invoegen; isoleren; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; opsluiten; passen in; toevoegen; tussenleggen; vasthouden; vastzetten
hinzuzählen erbij rekenen; meerekenen; meetellen bijrekenen; bijtellen; erbij optellen; erbij tellen; optellen; toevoegen
mitrechnen erbij rekenen; meerekenen; meetellen erbij optellen; erbij tellen; meeberekenen; toevoegen
mitzählen erbij rekenen; meerekenen; meetellen erbij optellen; erbij tellen; toevoegen