Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- meegaand:
- meegaan:
-
Wiktionary:
- meegaand → nachgiebig
- meegaand → nachgiebig, willfährig, fügsam
- meegaan → mitgehen, mitfahren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor meegaand (Nederlands) in het Duits
meegaand:
-
meegaand (inschikkelijk; soepel; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend)
gefällig; gefügig; entgegenkommend; bequem; folgsam; gehorsam; leicht zu bearbeiten; nachgiebig; fügsam; dienstbereit; dienstfertig-
gefällig bijvoeglijk naamwoord
-
gefügig bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommend bijvoeglijk naamwoord
-
bequem bijvoeglijk naamwoord
-
folgsam bijvoeglijk naamwoord
-
gehorsam bijvoeglijk naamwoord
-
leicht zu bearbeiten bijvoeglijk naamwoord
-
nachgiebig bijvoeglijk naamwoord
-
fügsam bijvoeglijk naamwoord
-
dienstbereit bijvoeglijk naamwoord
-
dienstfertig bijvoeglijk naamwoord
-
-
meegaand (buigzaam; flexibel; soepel)
flexibel; geschmeidig; gefügig; entgegenkommend; beugsam; fügsam-
flexibel bijvoeglijk naamwoord
-
geschmeidig bijvoeglijk naamwoord
-
gefügig bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommend bijvoeglijk naamwoord
-
beugsam bijvoeglijk naamwoord
-
fügsam bijvoeglijk naamwoord
-
-
meegaand (gedwee; onderworpen; volgzaam)
unterworfen; gefügig; gehorsam; füglich; fügsam; folgsam; untertänig-
unterworfen bijvoeglijk naamwoord
-
gefügig bijvoeglijk naamwoord
-
gehorsam bijvoeglijk naamwoord
-
füglich bijvoeglijk naamwoord
-
fügsam bijvoeglijk naamwoord
-
folgsam bijvoeglijk naamwoord
-
untertänig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor meegaand:
Verwante woorden van "meegaand":
Wiktionary: meegaand
meegaand
Cross Translation:
adjective
-
Charakter: einen Standpunkt nicht konsequent verfolgend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meegaand | → nachgiebig; willfährig; fügsam | ↔ accommodant — Qui s’accommoder à tous et à tout. |
meegaan:
-
meegaan (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; volgen; geleiden; escorteren; meelopen)
mitgehen; begleiten; geleiten; herumführen-
herumführen werkwoord (führe herum, führst herum, führt herum, führte herum, führtet herum, herumgeführt)
Conjugations for meegaan:
o.t.t.
- ga mee
- gaat mee
- gaat mee
- gaan mee
- gaan mee
- gaan mee
o.v.t.
- ging mee
- ging mee
- ging mee
- gingen mee
- gingen mee
- gingen mee
v.t.t.
- ben meegegaan
- bent meegegaan
- is meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
v.v.t.
- was meegegaan
- was meegegaan
- was meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
o.t.t.t.
- zal meegaan
- zult meegaan
- zal meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
o.v.t.t.
- zou meegaan
- zou meegaan
- zou meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
diversen
- ga mee!
- gaat mee!
- meegegaan
- meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor meegaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
begleiten | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | begeleiden; rondleiden; wegbrengen |
geleiten | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | begeleiden; rondleiden; verwijzen; wegbrengen |
herumführen | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | begeleiden; omheenloodsen; rondleiden |
mitgehen | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | begeleiden; wegbrengen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
begleiten | begeleid |