Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anfertigen
|
aanmaken; creëren; fabriceren; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; vervaardiging
|
creatie; maaksel; schepping
|
Anfertigung
|
creëren; fabricage; maken; productie; scheppen; vervaardiging
|
aanmaak; aanmaken; bereiden; bereiding; creatie; fabricage; fabricatie; maak; maaksel; marinade; merk; productie; schepping; toebereiding
|
Erzeugung
|
fabricage; maken; productie; vervaardiging
|
aanmaak; aanmaken; bereiden; bereiding; fabricage; groei; groeien; groeiproces; marinade; productie; toebereiding; verwekking; voortbrenging
|
Herstellen
|
aanmaken; fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; vervaardiging
|
|
Herstellung
|
creëren; fabricage; maken; productie; scheppen; vervaardiging
|
aanmaak; constructie; creatie; fabricage; fabricatie; maak; maaksel; merk; productie; schepping
|
Kreieren
|
creëren; maken; scheppen
|
|
Verfertigung
|
creëren; fabricage; maken; productie; scheppen; vervaardiging
|
aanmaken; bereiden; bereiding; creatie; maaksel; marinade; schepping; toebereiding
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anfertigen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
ausbessern
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
afmaken; beteren; bijwerken; completeren; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; innoveren; klusje opknappen; klussen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; perfectioneren; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
bearbeiten
|
kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen
|
bewerken
|
bilden
|
in het leven roepen; kneden; maken; modelleren; scheppen; vervaardigen; vormen
|
afwisselen; bekwamen; bewerkstelligen; coachen; evolueren; harden; herzien; muziek componeren; oefenen; ontwikkelen; realiseren; tot ontwikkeling brengen; trainen; veranderen; verwerkelijken; verwezenlijken; verwisselen; wijzigen
|
deichseln
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
arrangeren; flikken; iemand iets flikken; iets op touw zetten; lappen; leveren; regelen
|
entstehen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afwisselen; herzien; ontspringen; ontspruiten; ontstaan; ontstaan uit; oprijzen; rijzen; tot stand komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veranderen; verwisselen; voortkomen; voortkomen uit; wijzigen
|
entwerfen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afschilderen; beschrijven; concipiëren; in concept schrijven; omschrijven; ontwerpen; schetsen
|
entwickeln
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
bekwamen; coachen; evolueren; harden; oefenen; ontplooien; ontwerpen; ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen; trainen
|
erfinden
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
bedenken; beschouwen; bespiegelen; evolueren; fantaseren; fingeren; nadenken; ontwerpen; ontwikkelen; overdenken; overpeinzen; peinzen; simuleren; uitdenken; uitvinden; veinzen; verdichten; verzinnen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
|
erneuern
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
aflossen; beteren; bijwerken; corrigeren; echoën; goedmaken; herhalen; hernieuwen; herscheppen; herstellen; hervormen; herzien; in goede staat brengen; innoveren; kerk hervormen; nabouwen; napraten; nazeggen; nieuw leven inblazen; opknappen; reformeren; regenereren; remplaceren; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verversen; verwisselen; wederopbouwen
|
erschaffen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen; wrochten
|
erstellen
|
maken
|
compileren
|
erzeugen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; totstandbrengen; verbouwen; verwekken; voortbrengen
|
fabrizieren
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
|
fertigbringen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
afmaken; afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; fixen; flikken; iemand iets flikken; klaarspelen; lappen; leveren; ophouden; perfectioneren; rooien; slagen voor; stoppen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
|
fixen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
|
flicken
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
gaten dichten; herstellen; innoveren; repareren; stoppen; vernieuwen; verstellen
|
formen
|
in het leven roepen; kneden; maken; modelleren; scheppen; vervaardigen; vormen
|
boetseren; gestalte geven; modelleren; ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen; vorm geven; vorm geven aan; vormen
|
gestalten
|
in het leven roepen; kneden; maken; modelleren; scheppen; vervaardigen; vormen
|
afwerken; boetseren; fatsoeneren; garneren; gestalte geven; modelleren; muziek componeren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren; vorm geven; vorm geven aan; vormen; vormgeven
|
gutmachen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
bijleggen; bijspijkeren; compenseren; ding rechtzetten; goedmaken; inhalen; rechtstrijken; rechtzetten; ruzie afsluiten; vergoeden
|
heranbilden
|
kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen
|
aankweken; aanplanten; bekwamen; coachen; fokken; genereren; harden; kweken; oefenen; ontwikkelen; opkweken; planten; procreëren; telen; tot ontwikkeling brengen; trainen; verbouwen; voortbrengen
|
herstellen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
deponeren; hernieuwen; herstellen; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; renoveren; stationeren; totstandbrengen; verbeteren; vernieuwen; zetten
|
hervorbringen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aankweken; aanplanten; fokken; gebukt gaan onder; genereren; kweken; laten zien; ontwerpen; openbaren; opfokken; opkweken; planten; procreëren; te voorschijn halen; telen; tevoorschijn brengen; torsen; verbouwen; voor de dag halen; voortbrengen; zich uiten
|
hinkriegen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
bedingen; bewerkstelligen; fiksen; fixen; flikken; iemand iets flikken; klaarspelen; lappen; leveren; tot stand brengen; voor elkaar krijgen
|
innovieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
aflossen; in goede staat brengen; innoveren; opknappen; remplaceren; renoveren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
|
ins Leben rufen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
|
kneten
|
kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen
|
boetseren; modelleren; vorm geven; vormen
|
konstruieren
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
bouwen; construeren; ontwerpen
|
kreieren
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
ontwerpen
|
machen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
functioneren
|
modellieren
|
kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen
|
boetseren; modelleren; vorm geven; vormen
|
montieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
assembleren; in elkaar zetten; monteren
|
produzieren
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
|
reparieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
herstellen; in orde brengen; in orde maken; repareren; reviseren; vernieuwen; verstellen
|
restaurieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; innoveren; opknappen; renoveren; restaureren; verbeteren; vernieuwen; wederopbouwen
|
schaffen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; bedingen; bewerkstelligen; bolwerken; distribueren; doen; exploiteren; fiksen; fixen; flikken; functioneren; handelen; klaarspelen; lappen; lenen; ontlenen; realiseren; ronddelen; rooien; tot stand brengen; uitbuiten; uitreiken; uitrichten; uitvoeren; verdelen; verrichten; verschaffen; verstrekken; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen
|
schöpfen
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
lenen; lepelen; ontlenen; scheppen
|
skizzieren
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
afschilderen; beschrijven; in concept schrijven; omschrijven; schetsen
|
tun
|
in het leven roepen; maken; scheppen
|
aanwenden; ageren; arbeiden; benutten; doen; functioneren; gebruik maken van; gebruiken; handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; toepassen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; werken
|
verfassen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
|
verfertigen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
vorbringen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
aanbevelen; aandragen; aanraden; aanvoeren; iemand recommanderen; iets in te brengen hebben; inbrengen; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; stellen; voordragen
|
wiederaufbauen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
herbouwen; hernieuwen; herstellen; opnieuw bouwen; reconstrueren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; wederopbouwen
|
wiedereinsetzen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
herstellen; repareren; vernieuwen
|
wiederherstellen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
hernieuwen; herstellen; in orde brengen; in orde maken; renoveren; repareren; terugkeren; terugzetten; verbeteren; vernieuwen; verstellen
|
zeugen
|
fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
|
-
|
herstellen; produceren; repareren; verbeteren
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
erschaffen
|
|
geboren; gecreëerd; gemaakt; geschapen; ter wereld gekomen
|