Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor maal (Nederlands) in het Duits
maal:
-
de maal (keer)
– elk moment waarop het gebeurt 1
Vertaal Matrix voor maal:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Essen | diner; eten; maal; maaltijd | brunch; eetwaren; eten; kost; proviand; spijs; spijziging; voeding; voedsel |
Mahlzeit | diner; eten; maal; maaltijd | |
Mal | keer; maal | stigma; wondteken van Christus |
Speise | diner; eten; maal; maaltijd | eetwaren; eten; gerecht; proviand; schotel; spijs; voeding; voedingsmiddelen; voedsel |
- | keer; maaltijd |
Verwante woorden van "maal":
Synoniemen voor "maal":
Verwante definities voor "maal":
malen:
Conjugations for malen:
o.t.t.
- maal
- maalt
- maalt
- malen
- malen
- malen
o.v.t.
- maalde
- maalde
- maalde
- maalden
- maalden
- maalden
v.t.t.
- heb gemalen
- hebt gemalen
- heeft gemalen
- hebben gemalen
- hebben gemalen
- hebben gemalen
v.v.t.
- had gemalen
- had gemalen
- had gemalen
- hadden gemalen
- hadden gemalen
- hadden gemalen
o.t.t.t.
- zal malen
- zult malen
- zal malen
- zullen malen
- zullen malen
- zullen malen
o.v.t.t.
- zou malen
- zou malen
- zou malen
- zouden malen
- zouden malen
- zouden malen
diversen
- maal!
- maalt!
- gemalen
- malend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor malen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
feinmahlen | fijnmalen; malen; vermalen | fijn drukken; fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |
mahlen | fijnmalen; malen; vermalen | |
zermahlen | fijnmalen; malen; vermalen | fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |
Verwante woorden van "malen":
Wiktionary: malen
malen
Cross Translation:
verb
-
tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven
- malen → mahlen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• malen | → reiben | ↔ grate — shred |
• malen | → zermahlen; mahlen | ↔ grind — to make smaller by breaking with a device |
• malen | → delirieren; irre reden; faseln | ↔ délirer — Avoir le délire, être en délire. |
• malen | → mahlen | ↔ moudre — Mettre en poudre au moyen du moulin. |