Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maaksel (Nederlands) in het Duits

maaksel:

maaksel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het maaksel (fabrikaat; product)
    der Produkt; Fabrikat; Erzeugnis
  2. het maaksel (creatie; schepping)
    die Kreation; die Herstellung; die Anfertigung; die Verfertigung; Anfertigen

Vertaal Matrix voor maaksel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfertigen creatie; maaksel; schepping aanmaken; creëren; fabriceren; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; vervaardiging
Anfertigung creatie; maaksel; schepping aanmaak; aanmaken; bereiden; bereiding; creëren; fabricage; fabricatie; maak; maken; marinade; merk; productie; scheppen; toebereiding; vervaardiging
Erzeugnis fabrikaat; maaksel; product creatuur; schepsel
Fabrikat fabrikaat; maaksel; product
Herstellung creatie; maaksel; schepping aanmaak; constructie; creëren; fabricage; fabricatie; maak; maken; merk; productie; scheppen; vervaardiging
Kreation creatie; maaksel; schepping kunstwerk; meesterwerk; werk
Produkt fabrikaat; maaksel; product
Verfertigung creatie; maaksel; schepping aanmaken; bereiden; bereiding; creëren; fabricage; maken; marinade; productie; scheppen; toebereiding; vervaardiging

Verwante woorden van "maaksel":

  • maaksels