Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausreißen
|
lopend weggaan; weglopen
|
'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; ergens uitscheuren; ervandoor gaan; hem smeren; losbreken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitrukken; uitscheuren; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
|
davoneilen
|
lopend weggaan; weglopen
|
ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; verwaaien; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; wegwaaien; zich vrijmaken
|
entkommen
|
lopend weggaan; weglopen
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
|
fliehen
|
lopend weggaan; weglopen
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; wijken; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
|
flüchten
|
lopend weggaan; weglopen
|
de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
|
fortrennen
|
lopend weggaan; weglopen
|
ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken
|
weglaufen
|
lopend weggaan; weglopen
|
de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; van huis weglopen; weglopen; zich uit de voeten maken
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausreißen
|
|
uitgedrukt; uitgeknepen
|
entkommen
|
|
ontsnapt; uitgebroken
|