Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- loos:
- lozen:
-
Wiktionary:
- loos → leer, unvermögend
- lozen → abführen
- lozen → Ballast abwerfen, über Bord werfen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor loos (Nederlands) in het Duits
loos:
-
loos (zoekgeraakt)
-
loos (zonder taak; vrij)
leer; ohne Auftrag; ohne Aufgabe-
leer bijvoeglijk naamwoord
-
ohne Auftrag bijvoeglijk naamwoord
-
ohne Aufgabe bijvoeglijk naamwoord
-
-
loos (ongevuld; leeg; ijdel)
Vertaal Matrix voor loos:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leer | ijdel; leeg; loos; ongevuld; vrij; zonder taak | blanco; glazig; hol; inhoudsloos; ledig; leeg; nietszeggend; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschreven; onbewoond; onbezet; ongebruikt; ongeopend; oningevuld; uitdrukkingsloos; wazig; wezenloos; zonder inhoud |
ohne Aufgabe | loos; vrij; zonder taak | |
ohne Auftrag | loos; vrij; zonder taak | |
verloren | loos; zoekgeraakt | kwijt; verloren; vermist; weg; zoek |
Verwante woorden van "loos":
Wiktionary: loos
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• loos | → leer; unvermögend | ↔ vide — Qui ne contenir rien ; qui est totalement dépourvoir de. |
lozen:
-
lozen (afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen)
ausstoßen; ausscheiden-
ausscheiden werkwoord (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
Conjugations for lozen:
o.t.t.
- loos
- loost
- loost
- lozen
- lozen
- lozen
o.v.t.
- loosde
- loosde
- loosde
- loosden
- loosden
- loosden
v.t.t.
- heb geloosd
- hebt geloosd
- heeft geloosd
- hebben geloosd
- hebben geloosd
- hebben geloosd
v.v.t.
- had geloosd
- had geloosd
- had geloosd
- hadden geloosd
- hadden geloosd
- hadden geloosd
o.t.t.t.
- zal lozen
- zult lozen
- zal lozen
- zullen lozen
- zullen lozen
- zullen lozen
o.v.t.t.
- zou lozen
- zou lozen
- zou lozen
- zouden lozen
- zouden lozen
- zouden lozen
en verder
- ben geloosd
- bent geloosd
- is geloosd
- zijn geloosd
- zijn geloosd
- zijn geloosd
diversen
- loos!
- loost!
- geloosd
- lozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
lozen (spuien)
Vertaal Matrix voor lozen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Abführen | lozen; spuien | laxeren; purgeren; wegleiden |
Ablassen | lozen; spuien | laten zakken; neerlaten |
Ableiten | lozen; spuien | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausscheiden | afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen | afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; ermee uitscheiden; eruitstappen; heengaan; ontslag nemen; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitgooien; uitscheiden; uittreden; uitwerpen; verlaten; vertrekken; zich terugtrekken |
ausstoßen | afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen |
Wiktionary: lozen
lozen
Cross Translation:
verb
-
iets uitwerpen, kwijt zien te raken, gewoonlijk een vloeistof
- lozen → abführen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lozen | → Ballast abwerfen; über Bord werfen | ↔ jettison — to eject from a boat |