Nederlands
Uitgebreide vertaling voor logisch (Nederlands) in het Duits
logisch:
-
logisch (volgens de logica)
-
logisch (uiteraard; vanzelfsprekend; natuurlijk; zonder twijfel; bijgevolg; onontkomelijk; zeker; dus; allicht; 'tuurlijk)
selbstverständlich; natürlich-
selbstverständlich bijvoeglijk naamwoord
-
natürlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
logisch (op goede gronden steunend; gegrond; gefundeerd; degelijk; solide; aannemelijk; steekhoudend)
stichhaltig; begründet; plausibel; berechtigt-
stichhaltig bijvoeglijk naamwoord
-
begründet bijvoeglijk naamwoord
-
plausibel bijvoeglijk naamwoord
-
berechtigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
logisch
– als goede argumenten gebruikt worden 1