Nederlands
Uitgebreide vertaling voor loei (Nederlands) in het Duits
loei:
Vertaal Matrix voor loei:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Koloß | gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei | |
Monstrum | gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei | bakbeest; gevaarte; kolos |
Riese | gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei | gigant; groot exemplaar; joekel; knoert; reus; titaan |
Ungetüm | gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei | bakbeest; gedrocht; gevaarte; kolos; misbaksel; monster; mormel; ondier; wangedrocht; wanschepsel |
Verwante woorden van "loei":
loeien:
-
loeien
Conjugations for loeien:
o.t.t.
- loei
- loeit
- loeit
- loeien
- loeien
- loeien
o.v.t.
- loeide
- loeide
- loeide
- loeiden
- loeiden
- loeiden
v.t.t.
- heb geloeid
- hebt geloeid
- heeft geloeid
- hebben geloeid
- hebben geloeid
- hebben geloeid
v.v.t.
- had geloeid
- had geloeid
- had geloeid
- hadden geloeid
- hadden geloeid
- hadden geloeid
o.t.t.t.
- zal loeien
- zult loeien
- zal loeien
- zullen loeien
- zullen loeien
- zullen loeien
o.v.t.t.
- zou loeien
- zou loeien
- zou loeien
- zouden loeien
- zouden loeien
- zouden loeien
diversen
- loei!
- loeit!
- geloeid
- loeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor loeien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blöken | loeien | blaten; mekkeren |
muhen | loeien |
Verwante woorden van "loeien":
Wiktionary: loeien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• loeien | → muhen | ↔ moo — to make a lowing sound |
• loeien | → schreien; blöken; brüllen; quaken; wiehern; iahen; gackern | ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris. |
• loeien | → ermahnen; verwarnen; verweisen; rügen; schelten; vorwerfen; Vorwürfe machen; brausen; sausen; zischen; bevorstehen; dräuhen; drohen; bedrohen | ↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent. |
• loeien | → heulen; blöken; brüllen; quaken; wiehern; schreien; iahen; gackern | ↔ hurler — Traductions à trier suivant le sens |