Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. levenspaar:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor levenspaar (Nederlands) in het Duits

levenspaar:

levenspaar [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. levenspaar (paar; koppel)
    Liebespaar; Paar
    • Liebespaar [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Paar [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor levenspaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Liebespaar koppel; levenspaar; paar
Paar koppel; levenspaar; paar groep van twee of meer; koppel; paar; span; stel; stelletje; twee personen; twee stuks; tweetal