Nederlands

Uitgebreide vertaling voor leken (Nederlands) in het Duits

leken vorm van lijken:

lijken werkwoord (lijk, lijkt, leek, leken, geleken)

  1. lijken (schijnen; eruit zien; toeschijnen)
    scheinen; beleuchten; ähneln; den Anschein haben; belichten
    • scheinen werkwoord (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • beleuchten werkwoord (beleuchte, beleuchtest, beleuchtet, beleuchtete, beleuchtetet, beleuchtet)
    • ähneln werkwoord (ähnele, ähnelst, ähnelt, ähnelte, ähneltet, geähnelt)
    • den Anschein haben werkwoord (habe den Anschein, hast den Anschein, hat den Anschein, hatte den Anschein, hattet den Anschein, den Anschein gehabt)
    • belichten werkwoord (belichte, belichtest, belichtet, belichtete, belichtetet, belichtet)

Conjugations for lijken:

o.t.t.
  1. lijk
  2. lijkt
  3. lijkt
  4. lijken
  5. lijken
  6. lijken
o.v.t.
  1. leek
  2. leek
  3. leek
  4. leken
  5. leken
  6. leken
v.t.t.
  1. heb geleken
  2. hebt geleken
  3. heeft geleken
  4. hebben geleken
  5. hebben geleken
  6. hebben geleken
v.v.t.
  1. had geleken
  2. had geleken
  3. had geleken
  4. hadden geleken
  5. hadden geleken
  6. hadden geleken
o.t.t.t.
  1. zal lijken
  2. zult lijken
  3. zal lijken
  4. zullen lijken
  5. zullen lijken
  6. zullen lijken
o.v.t.t.
  1. zou lijken
  2. zou lijken
  3. zou lijken
  4. zouden lijken
  5. zouden lijken
  6. zouden lijken
diversen
  1. lijk!
  2. lijkt!
  3. geleken
  4. lijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lijken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lijken
    die Leichen
    • Leichen [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lijken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Leichen lijken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beleuchten eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen belichten; beschijnen; licht laten vallen op; met licht beschijnen; verlichten
belichten eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen belichten; beschijnen; licht laten vallen op; met licht beschijnen; verlichten
den Anschein haben eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen
scheinen eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen belichten; blaken; de schijn van iets hebben; dunken; er uitzien; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; ogen; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
ähneln eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen gelijken; gelijkenis vertonen met; lijken op
- schijnen

Verwante woorden van "lijken":


Synoniemen voor "lijken":


Antoniemen van "lijken":


Verwante definities voor "lijken":

  1. er overeenkomst mee vertonen1
    • Jaap lijkt sprekend op zijn vader1
  2. het ziet er zo uit, maar hoeft niet zo te zijn1
    • hij lijkt wel gek1

Wiktionary: lijken

lijken
verb
  1. uitzien als
  2. naar aanschijn zijn
  3. lijken op iets

Cross Translation:
FromToVia
lijken aussehen; erscheinen appear — To seem; to have a certain semblance; to look
lijken aussehen; scheinen look — to appear, to seem
lijken ähneln; gleichen resemble — to be like or similar to something else
lijken scheinen; dünken seem — to appear
lijken scheinen; aussehen; erscheinen; zum Vorschein kommen; sich zeigen; auftauchen; zutage treten; an den Tag kommen; ans Licht kommen; als … dastehen paraîtreexposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
lijken ähneln; ähnlich; gleichen ressembler — Avoir du rapport, de la conformité avec quelqu’un, avec quelque chose. (Sens général).
lijken scheinen sembler — avoir l’air, l’apparence

leken vorm van lek:

lek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lek (lekken)
    Leck; Loch; die Undichtigkeit; die Punktion; die Öffnung; die undichte Stelle
  2. de lek (lekkage)
    die Leckage; die undichte Stelle; Leck
  3. de lek (waterlek; gat; gaatje)
    Loch; Leck; die undichte Stelle
    • Loch [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Leck [das ~] zelfstandig naamwoord
    • undichte Stelle [die ~] zelfstandig naamwoord

lek bijvoeglijk naamwoord

  1. lek (ondicht)
    leck; nicht zu

Vertaal Matrix voor lek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Leck gaatje; gat; lek; lekkage; lekken; waterlek
Leckage lek; lekkage
Loch gaatje; gat; lek; lekken; waterlek box; bres; buurtschap; deuropening; gat; gehucht; opbergruimte; opening
Punktion lek; lekken punctie
Undichtigkeit lek; lekken
undichte Stelle gaatje; gat; lek; lekkage; lekken; waterlek
Öffnung lek; lekken bres; deuropening; gat; opening; openstelling
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leck lek; ondicht
nicht zu lek; ondicht

Verwante woorden van "lek":


Wiktionary: lek

lek
noun
  1. opening waardoor een vloeistof of een gas in of uit kan
adjective
  1. vloeistof of gas doorlatend

Cross Translation:
FromToVia
lek platt flat — of a tyre: deflated
lek Stelle; undicht; Leck leak — hole which admits water or other fluid, or lets it escape
lek Leck leak — entrance or escape of a fluid
lek Leck fuite — Fente par où un liquide ou gaz fuit