Nederlands
Uitgebreide vertaling voor leeggieten (Nederlands) in het Duits
leeggieten:
-
leeggieten (uitgieten)
-
leeggieten (ledigen; uitgieten; leegmaken)
ausschütten; entleeren; ausgießen; ausleeren-
ausschütten werkwoord (schütte aus, schüttest aus, schüttet aus, schüttete aus, schüttetet aus, ausgeschüttet)
-
Conjugations for leeggieten:
o.t.t.
- giet leeg
- giet leeg
- giet leeg
- gieten leeg
- gieten leeg
- gieten leeg
o.v.t.
- goot leeg
- goot leeg
- goot leeg
- goten leeg
- goten leeg
- goten leeg
v.t.t.
- heb leeggegoten
- hebt leeggegoten
- heeft leeggegoten
- hebben leeggegoten
- hebben leeggegoten
- hebben leeggegoten
v.v.t.
- had leeggegoten
- had leeggegoten
- had leeggegoten
- hadden leeggegoten
- hadden leeggegoten
- hadden leeggegoten
o.t.t.t.
- zal leeggieten
- zult leeggieten
- zal leeggieten
- zullen leeggieten
- zullen leeggieten
- zullen leeggieten
o.v.t.t.
- zou leeggieten
- zou leeggieten
- zou leeggieten
- zouden leeggieten
- zouden leeggieten
- zouden leeggieten
en verder
- is leeggegoten
- zijn leeggegoten
diversen
- giet leeg!
- giet leeg!
- leeggegoten
- leeggietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor leeggieten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Ausgießen | leeggieten; uitgieten | |
Ausschüttung | leeggieten; uitgieten | geruststelling; opluchting; verademing |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausgießen | ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten | gieten; leegstorten; schenken; uitstorten |
ausleeren | ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen |
ausschütten | ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten | distribueren; gieten; leegstorten; ronddelen; schenken; uitkeren; uitreiken; uitstorten; verdelen |
entleeren | ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; ruimen |