Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- lastigheid:
-
lastig:
- lästig; schwierig; schlimm; heikel; mißlich; furchtbar; unbequem; unangenehm; brenzlig; schwer; peinlich; prekär; gefährlich; drohend; beschwerlich; hinderlich; delikat; zudringlich; feindlich; unbestimmt; bedrohlich; aufdringlich; verfänglich; mäkelig; belastend; nicht einfach; unfähig; nicht im richtigen Moment; ungeeignet; ungelegen; unrecht; unpassend; störend; kaltherzig; schwerlich; sauer; langweilig; mies; öde; problematisch; mühsam; behindernd
-
Wiktionary:
- lastigheid → Schwierigkeit
- lastig → lästig, unbequem
- lastig → mühsam, beschwerlich, hinderlich, lästig, schwierig, umständlich, sperrig, schwerfällig, schwer, drückend, lästig, gerade so, hart, Hart-
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lastigheid (Nederlands) in het Duits
lastigheid:
-
de lastigheid
Vertaal Matrix voor lastigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Belästigung | lastigheid | agonie; bemoeilijking; ergernis; grief; hinder; kwelling; last; moeite; nood; ongemak; ongerief; overlast; soesa; torment; verschrikking |
Beschwerlichkeit | lastigheid | ongemak; ongerief |
Lästigkeit | lastigheid | gelazer; moeilijkheid; narigheid; ongemak; ongerief; penarie; probleem; trammelant |
Verwante woorden van "lastigheid":
Wiktionary: lastigheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lastigheid | → Schwierigkeit | ↔ difficulté — Ce qui rendre une chose difficile. |
lastig:
-
lastig (precair; kritiek; delicaat; netelig; hachelijk; penibel)
lästig; schwierig; schlimm; heikel; mißlich; furchtbar; unbequem; unangenehm; brenzlig; schwer; peinlich; prekär; gefährlich; drohend; beschwerlich; hinderlich; delikat; zudringlich; feindlich; unbestimmt; bedrohlich; aufdringlich; verfänglich; mäkelig-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
schwierig bijvoeglijk naamwoord
-
schlimm bijvoeglijk naamwoord
-
heikel bijvoeglijk naamwoord
-
mißlich bijvoeglijk naamwoord
-
furchtbar bijvoeglijk naamwoord
-
unbequem bijvoeglijk naamwoord
-
unangenehm bijvoeglijk naamwoord
-
brenzlig bijvoeglijk naamwoord
-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
peinlich bijvoeglijk naamwoord
-
prekär bijvoeglijk naamwoord
-
gefährlich bijvoeglijk naamwoord
-
drohend bijvoeglijk naamwoord
-
beschwerlich bijvoeglijk naamwoord
-
hinderlich bijvoeglijk naamwoord
-
delikat bijvoeglijk naamwoord
-
zudringlich bijvoeglijk naamwoord
-
feindlich bijvoeglijk naamwoord
-
unbestimmt bijvoeglijk naamwoord
-
bedrohlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufdringlich bijvoeglijk naamwoord
-
verfänglich bijvoeglijk naamwoord
-
mäkelig bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (bezwaarlijk; met bezwaren)
beschwerlich; belastend; lästig-
beschwerlich bijvoeglijk naamwoord
-
belastend bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (moeilijk; zwaar; ongemakkelijk; niet makkelijk)
nicht einfach-
nicht einfach bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (niet schikkend; storend)
lästig; unfähig; unangenehm; nicht im richtigen Moment; ungeeignet; ungelegen; unbequem; unrecht; unpassend-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
unfähig bijvoeglijk naamwoord
-
unangenehm bijvoeglijk naamwoord
-
nicht im richtigen Moment bijvoeglijk naamwoord
-
ungeeignet bijvoeglijk naamwoord
-
ungelegen bijvoeglijk naamwoord
-
unbequem bijvoeglijk naamwoord
-
unrecht bijvoeglijk naamwoord
-
unpassend bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (onaangenaam; hinderlijk; onplezierig; storend; onverkwikkelijk; ongelegen; naar)
unangenehm; störend; lästig; schwer; unbequem; kaltherzig-
unangenehm bijvoeglijk naamwoord
-
störend bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
unbequem bijvoeglijk naamwoord
-
kaltherzig bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (hinderlijk; onaangenaam; storend)
störend; unangenehm; schwer; schwierig; lästig; unbequem; hinderlich-
störend bijvoeglijk naamwoord
-
unangenehm bijvoeglijk naamwoord
-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
schwierig bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
unbequem bijvoeglijk naamwoord
-
hinderlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (vervelend; saai; ellendig; afgezaagd; langdraadig; rot; langwijlig; melig)
schwerlich; lästig; sauer; schwierig; unangenehm; langweilig; mies; hinderlich; beschwerlich; öde; schwer; problematisch; unbequem; mühsam-
schwerlich bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
sauer bijvoeglijk naamwoord
-
schwierig bijvoeglijk naamwoord
-
unangenehm bijvoeglijk naamwoord
-
langweilig bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
hinderlich bijvoeglijk naamwoord
-
beschwerlich bijvoeglijk naamwoord
-
öde bijvoeglijk naamwoord
-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
problematisch bijvoeglijk naamwoord
-
unbequem bijvoeglijk naamwoord
-
mühsam bijvoeglijk naamwoord
-
-
lastig (hinder veroorzakend; ongemakkelijk)
hinderlich; lästig; behindernd-
hinderlich bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
behindernd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor lastig:
Verwante woorden van "lastig":
Synoniemen voor "lastig":
Antoniemen van "lastig":
Verwante definities voor "lastig":
Wiktionary: lastig
lastig
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lastig | → mühsam; beschwerlich; hinderlich, lästig | ↔ cumbersome — burdensome or hindering, as a weight or drag; vexatious; cumbrous |
• lastig | → schwierig | ↔ cumbersome — hard, difficult, demanding to handle |
• lastig | → umständlich; sperrig | ↔ cumbersome — not easily managed or handled; awkward |
• lastig | → schwerfällig | ↔ cumbersome — inert, lumbering, slow in movement |
• lastig | → schwierig; schwer | ↔ difficult — hard, not easy |
• lastig | → drückend; beschwerlich; mühsam; lästig | ↔ onerous — burdensome |
• lastig | → schwer; schwierig | ↔ difficile — Non facile, qui nécessite un grand effort. |
• lastig | → schwer; gerade so | ↔ difficilement — Avec difficulté |
• lastig | → hart; Hart-; schwer; schwierig | ↔ dur — Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer. |