Nederlands
Uitgebreide vertaling voor land (Nederlands) in het Duits
land:
Vertaal Matrix voor land:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Land | land; landmassa; landschap; natie; rijk; staat | bakermat; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; platteland; thuisland; vaderland |
Landschaft | land; landschap | bakermat; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; thuisland; vaderland |
Nation | land; natie; rijk; staat | bakermat; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; natie; thuisland; vaderland; volk |
Provinz | land; platteland | gebied; gewest; platteland; provincie; rayon; rechtsgebied; regio; ressort; rijksonderdeel; streek |
Reich | land; natie; rijk; staat | koninkrijk; rijk |
Staat | land; natie; rijk; staat | autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur; staat |
Ufer | land; landmassa | oever; oevers; vaste grond; wal; wallen; waterkant |
Wall | land; landmassa | dam; dijk; keerdam; stadswal; stuw; stuwdam; vaste grond; veste; wal; waterkering |
- | rijk; staat |
Verwante woorden van "land":
Synoniemen voor "land":
Verwante definities voor "land":
Wiktionary: land
land
Cross Translation:
noun
-
gedeelte van het aardoppervlak dat boven water uitsteekt
- land → Land
-
dat deel van de aardbodem dat geschikt is voor of gebruikt wordt voor bebouwing of landbouw en veeteelt
- land → Land
-
een geografisch gebied aan één bepaald gezag onderworpen
- land → Land
-
niet verstedelijkt gebied
- land → Land
-
het eigen land, het land waar men geboren is
- land → Heimat
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• land | → Land | ↔ country — region of land |
• land | → Land; Staat; Vaterland | ↔ country — nation state |
• land | → Land | ↔ land — part of Earth which is not covered by oceans or other bodies of water |
• land | → Land | ↔ land — real estate or landed property |
• land | → Land | ↔ land — country or region |
• land | → binnen- | ↔ landlocked — surrounded by land |
• land | → Feld; Flur; Land; Acker; Parzelle | ↔ champ — Terrain de campagne |
• land | → Bereich; Gebiet; Gegend; Region; Land | ↔ contrée — géographie|fr certain étendue de pays. |
• land | → Scholle | ↔ glèbe — terre du domaine auquel un serf était attacher, à l’époque féodale, en sorte qu’on le vendre avec le fonds. |
• land | → Land; Erde | ↔ terre — Surface de notre planète qui n’est pas recouverte par l’eau |
• land | → Boden; Erdboden; Grund; Terrain | ↔ terre — sol sur lequel nous marcher, sur lequel les maisons construire, qui produire et nourrir les végétaux. |
land vorm van landen:
-
landen (aankomen op vliegveld)
-
landen (terechtkomen; neerkomen; op de grond komen)
zurechtkommen; hinunterkommen; hinkommen; an Land gehen; hingeraten; anlegen; herabsteigen-
zurechtkommen werkwoord (komme zurecht, kommst zurecht, kommt zurecht, kam zurecht, kamet zurecht, zurechtgekommen)
-
hinunterkommen werkwoord (komme hinunter, kommst hinunter, kommt hinunter, kam hinunter, kamt hinunter, hinuntergekommen)
-
an Land gehen werkwoord
-
hingeraten werkwoord (gerate hin, geratest hin, geratet hin, geratete hin, geratetet hin, hingeratet)
-
herabsteigen werkwoord (steige herab, steigst herab, steigt herab, stieg herab, stiegt herab, herabgestiegen)
-
-
landen (neerdalen; afdalen; neerkomen; naar beneden komen; naar beneden dalen; omlaagkomen)
absteigen; hinabsteigen; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen; heruntersteigen; herabsteigen-
hinabsteigen werkwoord (steige hinab, steigst hinab, steigt hinab, stieg hinab, stieget hinab, hinabgestiegen)
-
hinunterkommen werkwoord (komme hinunter, kommst hinunter, kommt hinunter, kam hinunter, kamt hinunter, hinuntergekommen)
-
hinuntersteigen werkwoord (steige hinunter, steigst hinunter, steigt hinunter, stieg hinunter, stiegt hinunter, hinuntergestiegen)
-
niedersteigen werkwoord (steige nieder, steigst nieder, steigt nieder, stieg nieder, stiegt nieder, niedergestiegen)
-
heruntersteigen werkwoord (steige herunter, steigst herunter, steigt herunter, stieg herunter, stiegt herunter, heruntergestiegen)
-
herabsteigen werkwoord (steige herab, steigst herab, steigt herab, stieg herab, stiegt herab, herabgestiegen)
Conjugations for landen:
o.t.t.
- land
- landt
- landt
- landen
- landen
- landen
o.v.t.
- landde
- landde
- landde
- landden
- landden
- landden
v.t.t.
- ben geland
- bent geland
- is geland
- zijn geland
- zijn geland
- zijn geland
v.v.t.
- was geland
- was geland
- was geland
- waren geland
- waren geland
- waren geland
o.t.t.t.
- zal landen
- zult landen
- zal landen
- zullen landen
- zullen landen
- zullen landen
o.v.t.t.
- zou landen
- zou landen
- zou landen
- zouden landen
- zouden landen
- zouden landen
diversen
- land!
- landt!
- geland
- landend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor landen:
Verwante woorden van "landen":
Wiktionary: landen
landen
Cross Translation:
verb
-
vanuit de zee, de lucht of de ruimte voet op vaste bodem zetten
- landen → landen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• landen | → landen | ↔ land — to descend to a surface, especially from the air |
• landen | → landen | ↔ land — to bring to land |
• landen | → landen | ↔ atterrir — Arriver au voisinage de la terre (Sens général) |
Computer vertaling door derden: