Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Affäre
|
aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak
|
affaire; avontuurtje; liaison; liefdesrelatie; relatie; slippertje; verhouding
|
Angelegenheit
|
aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak
|
affaire; liaison; liefdesrelatie; relatie; verhouding
|
Aufgabe
|
kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraagstuk; zwaarte
|
afgifte; bezigheid; bezorging; capitulatie; geleverde; hobby; karweitje; klusje; krachttoer; leverantie; levering; onderwerp; opgave; overgave; taak; thema; zich neerleggen bij
|
Auseinandersetzung
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
argumentatie; betoog; boedelscheiding; botsing; conflict; discussie; dispuut; geschil; gesprek; gevecht; kamp; meningsverschil; onenigheid; ruzie; standpuntbepaling; strijd; twist; verenigingsdispuut; woordenwisseling; worsteling
|
Differenz
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
bon; coupon; dispuut; geschil; meningsverschil; onderscheid; onenigheid; onmin; onvrede; twist; verenigingsdispuut; verschil; verschillendheid; woordenwisseling
|
Fall
|
casus; geval; issue; kwestie; punt
|
debacle; dreun; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; ineenstorting; ineenzakking; instorting; invalshoek; klap; knal; kwak; naamval; ondergang; oogpunt; perspectief; probleemgeval; smak; standpunt; teloorgang; tenondergang; val; verderf; zienswijs
|
Frage
|
aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak
|
vraag
|
Konflikt
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; gevecht; kamp; onderlinge strijd; onenigheid; ruzie; strijd; twist; worsteling
|
Meinungsverschiedenheit
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; dispuut; geschil; gevecht; kamp; meningsverschil; onenigheid; ruzie; strijd; twist; verenigingsdispuut; woordenwisseling; worsteling
|
Problem
|
issue; kwestie; probleem; punt; vraagstuk
|
hersenbreker; ingewikkeldheid; kwesties; moeilijkheid; narigheden; probleem; problematiek; problemen; puzzel
|
Sache
|
aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak
|
affaire; artikel; ding; gezichtshoek; gezichtspunt; goed; invalshoek; item; liaison; liefdesrelatie; object; oogpunt; perspectief; relatie; standpunt; verhouding; voorwerp; zaak; zienswijs
|
Streit
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; concours; conflict; controverse; geargumenteer; gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geredeneer; geruzie; gevecht; kamp; misnoegen; onbehagen; onenigheid; onmin; onvrede; partij; pot; ruzie; strijd; twist; wedstrijd; worsteling
|
Streitfrage
|
issue; kwestie; punt
|
geschilpunt; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; omstreden kwestie; oogpunt; perspectief; punt van geschil; punt van onenigheid; standpunt; strijdpunt; strijdvraag; twistpunt; twistvraag; zienswijs
|
Streitgespräch
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; debat; discussie; dispuut; geschil; gesprek; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
|
Streitigkeit
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; gevecht; kamp; onenigheid; onmin; onvrede; ruzie; strijd; twist; worsteling
|
Twist
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; geschil; gevecht; kamp; onenigheid; ruzie; strijd; twist; worsteling
|
Uneinigkeit
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; disharmonie; geschil; gespletenheid; misnoegen; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; ruzie; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
|
Vorfall
|
casus; geval; kwestie
|
feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
Vorgang
|
casus; geval; kwestie
|
bewerking; feit; gebeurtenis; incident; voorval
|
Wortwechsel
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; dispuut; meningsverschil; onenigheid; ruzie; twist; woordenwisseling
|
Zwietracht
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
botsing; conflict; disharmonie; gespletenheid; onenigheid; ruzie; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
|
Zwischenfall
|
casus; geval; kwestie
|
incident; zaakje
|
-
|
moeilijkheid; probleem; zaak
|
|