Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kwalificeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwalificeren (Nederlands) in het Duits

kwalificeren:

kwalificeren werkwoord (kwalificeer, kwalificeert, kwalificeerde, kwalificeerden, gekwalificeerd)

  1. kwalificeren
    qualifizieren
    • qualifizieren werkwoord (qualifiziere, qualifizierst, qualifiziert, qualifizierte, qualifiziertet, qualifiziert)

Conjugations for kwalificeren:

o.t.t.
  1. kwalificeer
  2. kwalificeert
  3. kwalificeert
  4. kwalificeren
  5. kwalificeren
  6. kwalificeren
o.v.t.
  1. kwalificeerde
  2. kwalificeerde
  3. kwalificeerde
  4. kwalificeerden
  5. kwalificeerden
  6. kwalificeerden
v.t.t.
  1. ben gekwalificeerd
  2. bent gekwalificeerd
  3. is gekwalificeerd
  4. zijn gekwalificeerd
  5. zijn gekwalificeerd
  6. zijn gekwalificeerd
v.v.t.
  1. was gekwalificeerd
  2. was gekwalificeerd
  3. was gekwalificeerd
  4. waren gekwalificeerd
  5. waren gekwalificeerd
  6. waren gekwalificeerd
o.t.t.t.
  1. zal kwalificeren
  2. zult kwalificeren
  3. zal kwalificeren
  4. zullen kwalificeren
  5. zullen kwalificeren
  6. zullen kwalificeren
o.v.t.t.
  1. zou kwalificeren
  2. zou kwalificeren
  3. zou kwalificeren
  4. zouden kwalificeren
  5. zouden kwalificeren
  6. zouden kwalificeren
en verder
  1. heb gekwalificeerd
  2. hebt gekwalificeerd
  3. is gekwalificeerd
  4. zijn gekwalificeerd
  5. zijn gekwalificeerd
  6. zijn gekwalificeerd
diversen
  1. kwalificeer!
  2. kwalificeert!
  3. gekwalificeerd
  4. kwalificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kwalificeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
qualifizieren kwalificeren aanpassen; geschikt maken; zich kwalificeren voor; zich plaatsen

Wiktionary: kwalificeren

kwalificeren
verb
  1. voldoen aan de voorwaarden om ergens aan mee te kunnen doen

Verwante vertalingen van kwalificeren