Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kwakken:
  2. kwak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwakken (Nederlands) in het Duits

kwakken:

kwakken werkwoord (kwak, kwakt, kwakte, kwakten, gekwakt)

  1. kwakken (neerkwakken; smakken)
    schmeißen; hinschmeißen
    • schmeißen werkwoord (schmeiße, schmeißest, schmeißt, schmißt, schmissen, geschmissen)
    • hinschmeißen werkwoord

Conjugations for kwakken:

o.t.t.
  1. kwak
  2. kwakt
  3. kwakt
  4. kwakken
  5. kwakken
  6. kwakken
o.v.t.
  1. kwakte
  2. kwakte
  3. kwakte
  4. kwakten
  5. kwakten
  6. kwakten
v.t.t.
  1. heb gekwakt
  2. hebt gekwakt
  3. heeft gekwakt
  4. hebben gekwakt
  5. hebben gekwakt
  6. hebben gekwakt
v.v.t.
  1. had gekwakt
  2. had gekwakt
  3. had gekwakt
  4. hadden gekwakt
  5. hadden gekwakt
  6. hadden gekwakt
o.t.t.t.
  1. zal kwakken
  2. zult kwakken
  3. zal kwakken
  4. zullen kwakken
  5. zullen kwakken
  6. zullen kwakken
o.v.t.t.
  1. zou kwakken
  2. zou kwakken
  3. zou kwakken
  4. zouden kwakken
  5. zouden kwakken
  6. zouden kwakken
en verder
  1. is gekwakt
diversen
  1. kwak!
  2. kwakt!
  3. gekwakt
  4. kwakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kwakken (kledders)
    die Kleckse; die Klackse
    • Kleckse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Klackse [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Klackse kledders; kwakken
Kleckse kledders; kwakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hinschmeißen kwakken; neerkwakken; smakken
schmeißen kwakken; neerkwakken; smakken afzetten; donderen; droppen; ergens loslaten; keilen; lazeren; naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen; onweren; slagen voor; smijten; sodemieteren

Verwante woorden van "kwakken":


kwakken vorm van kwak:

kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kwak (klodder; kledder; lik)
    der Schmutz; der Schlamm; der Klacks; der Klecks; der Dreck; der Klumpen; der Matsch
    • Schmutz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schlamm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klacks [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klecks [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Dreck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klumpen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Matsch [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kwak (smak; dreun; klap; knal)
    der Bums; der Knall; der Krach; der Plumps; der Schuß; der Fall
    • Bums [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Knall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krach [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Plumps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fall [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bums dreun; klap; knal; kwak; smak bons; duw; duwtje; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; por; stoot; stootje; zet
Dreck kledder; klodder; kwak; lik beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; goorheid; groezeligheid; kak; poep; prut; schijt; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stofje; stront; uitscheiding; uitwerpselen; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; vuiltje
Fall dreun; klap; knal; kwak; smak casus; debacle; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; ineenstorting; ineenzakking; instorting; invalshoek; issue; kwestie; naamval; ondergang; oogpunt; perspectief; probleemgeval; punt; standpunt; teloorgang; tenondergang; val; verderf; zienswijs
Klacks kledder; klodder; kwak; lik
Klecks kledder; klodder; kwak; lik klont; klonter; moesje; nop; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; uitstrijkje; vlek; vlekje; vuile plek; zwabber
Klumpen kledder; klodder; kwak; lik berg; bonk; bonkend geluid; brok; groot en dik stuk; homp; hoop; klont; klonter; kluit; suikerklontje
Knall dreun; klap; knal; kwak; smak bam; bons; explosie; knal; ontploffing; plof; pof
Krach dreun; klap; knal; kwak; smak bons; botsing; conflict; gedruis; gevecht; herrie; kabaal; kamp; krach; lawaai; leven; onenigheid; opstootje; ordeverstoring; pof; rel; rumoer; ruzie; spektakel; stennis; strijd; tumult; twist; worsteling
Matsch kledder; klodder; kwak; lik bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
Plumps dreun; klap; knal; kwak; smak plons
Schlamm kledder; klodder; kwak; lik bagger; bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; modder; moer; prut; slib; slijk; slik; zetsel
Schmutz kledder; klodder; kwak; lik drab; drek; goorheid; groezeligheid; kak; morsigheid; poep; prut; schijt; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stront; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
Schuß dreun; klap; knal; kwak; smak bam; explosie; jonge plant; knal; ontploffing; plantestekje; plof; scheut; scheutje; scheutjes; schoot; spruit; stek

Verwante woorden van "kwak":


Wiktionary: kwak

kwak
noun
  1. Zoologie, Ornithologie: Vogel aus der Familie der Reiher

Cross Translation:
FromToVia
kwak Quaken quack — sound made by a duck
kwak nachtreiher héron bihoreau — ornithol|fr Espèce d'oiseau échassier de la famille des ardéidés, à dos noir et calotte noire, présent dans la plupart des régions du monde et à l'activité plutôt nocturne.

Computer vertaling door derden: