Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kuis (Nederlands) in het Duits

kuis:

kuis bijvoeglijk naamwoord

  1. kuis (hygienisch; schoon; zuiver; rein)
    sauber; fleckenlos
  2. kuis (rein; schoon; net)
    rein; anständig; züchtig; keusch; sittsam
  3. kuis (maagdelijk; puur; zuiver; )
    unberührt; jungfraulich
  4. kuis (zedig; eerbaar)
    züchtig; dezent; sittsam; ehrbar; geziemend
  5. kuis (gekuist)
    keusch; züchtig; sittsam

kuis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kuis (reiniging; schoonmaak; reinigen; )
    die Reinigung; die Säuberung

Vertaal Matrix voor kuis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Reinigung kuis; kuising; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; zuivering stomerij; wasserij
Säuberung kuis; kuising; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; zuivering
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anständig kuis; net; rein; schoon behoorlijk; beschaafd; billijk; danig; deugdzaam; duchtig; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geschikt; netjes; nogal; ontwikkeld; ordentelijk; redelijk; schappelijk; tamelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zedig
dezent eerbaar; kuis; zedig decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk
ehrbar eerbaar; kuis; zedig achtbaar; achtenswaardig; deugdzaam; eerbiedwaardig; eerzaam; zedig
fleckenlos hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver brandschoon; correct; keurig; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; rein; smetteloos; vlekkeloos
geziemend eerbaar; kuis; zedig correct; gepast; gepaste; juiste; keurig; netjes
jungfraulich kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
keusch gekuist; kuis; net; rein; schoon onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos
rein kuis; net; rein; schoon cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; louter; maagdelijk; natuurlijk; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; onbevlekt; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; proper; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; vlekkeloos; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
sauber hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver brandschoon; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; manierlijk; netjes; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; opgeruimd; ordelijk; proper; pure; puur; rechttoe; rein; schoon; smetteloos; vlekkeloos; welvoeglijk; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
sittsam eerbaar; gekuist; kuis; net; rein; schoon; zedig braaf; braafjes; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; ethisch; fatsoenlijk; goed opgevoed; ingetogen; lief; manierlijk; moralistisch; moreel; netjes; stemmig; vervuld van moralisme; voorbeeldig; welvoeglijk; zedelijk; zedig; zoet
unberührt kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver emotieloos; gaaf; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; koelbloedig; liefdeloos; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; ongerept; ongevoelig; onverschillig; onverzwakt; puur; virginaal; zielloos; zuiver
züchtig eerbaar; gekuist; kuis; net; rein; schoon; zedig decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk

Verwante woorden van "kuis":


Wiktionary: kuis


Cross Translation:
FromToVia
kuis keusch chaste — abstaining from sexual intercourse

kuis vorm van kuisen:

kuisen werkwoord (kuis, kuist, kuiste, kuisten, gekuist)

  1. kuisen (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; klaren; louteren)
    reinigen; läutern; säubern; klären; aufklären; abtreiben
    • reinigen werkwoord (reinige, reinigst, reinigt, reinigte, reinigtet, gereinigt)
    • läutern werkwoord (läutere, läuterst, läutert, läuterte, läutertet, geläutert)
    • säubern werkwoord (säubere, säuberst, säubert, säuberte, säubertet, gesäuber)
    • klären werkwoord (kläre, klärst, klärt, klärte, klärtet, geklärt)
    • aufklären werkwoord (kläre auf, klärst auf, klärt auf, klärte auf, klärtet auf, aufgeklärt)
    • abtreiben werkwoord (treibe ab, treibst ab, treibt ab, trieb ab, triebt ab, abgetrieben)

Conjugations for kuisen:

o.t.t.
  1. kuis
  2. kuist
  3. kuist
  4. kuisen
  5. kuisen
  6. kuisen
o.v.t.
  1. kuiste
  2. kuiste
  3. kuiste
  4. kuisten
  5. kuisten
  6. kuisten
v.t.t.
  1. heb gekuist
  2. hebt gekuist
  3. heeft gekuist
  4. hebben gekuist
  5. hebben gekuist
  6. hebben gekuist
v.v.t.
  1. had gekuist
  2. had gekuist
  3. had gekuist
  4. hadden gekuist
  5. hadden gekuist
  6. hadden gekuist
o.t.t.t.
  1. zal kuisen
  2. zult kuisen
  3. zal kuisen
  4. zullen kuisen
  5. zullen kuisen
  6. zullen kuisen
o.v.t.t.
  1. zou kuisen
  2. zou kuisen
  3. zou kuisen
  4. zouden kuisen
  5. zouden kuisen
  6. zouden kuisen
en verder
  1. ben gekuist
  2. bent gekuist
  3. is gekuist
  4. zijn gekuist
  5. zijn gekuist
  6. zijn gekuist
diversen
  1. kuis!
  2. kuist!
  3. gekuist
  4. kuisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kuisen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abtreiben in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen verdrijven; verjagen; vruchtafdrijven; wegdrijven; wegjagen
aufklären in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen accentueren; afdekken; afruimen; attenderen; begrijpelijk maken; belichten; bewust maken; informeren; kennisgeven van; nader verklaren; ophelderen; opklaren; opruimen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wijzen; wolken verdwijnen; zeggen
klären in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen accentueren; afdoen; belichten; in orde maken; klaren; nader verklaren; ophelderen; opklaren; regelen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wolken verdwijnen
läutern in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
reinigen in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren
säubern in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen reinigen; schoonborstelen; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonvegen; schoonwassen; zuiveren

Verwante woorden van "kuisen":


Wiktionary: kuisen


Cross Translation:
FromToVia
kuisen reinigen; säubern; putzen clean — (transitive) to remove dirt from a place or object