Krukje in het Duits vertaald uit het Nederlands

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor krukje (Nederlands) in het Duits

krukje:

krukje [het ~] zelfstandig naamwoord

het krukje (taboeret; kruk; pianokrukje; poef)
die Krücke; der Hocker; der Schemel; der kleiner Hocker
- Krücke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hocker [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schemel [der ~] zelfstandig naamwoord
- kleiner Hocker [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor krukje:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Hocker	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret	barkruk
Krücke	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret	deurklink; hendel; klink; kruk
Schemel	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret	voetbankje; voetenplank
kleiner Hocker	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret

Verwante woorden van "krukje":

krukjes, kruk

kruk:

kruk [de ~] zelfstandig naamwoord

de kruk (zwengel; slinger)
der Schwengel; der Kurbel; der Pendel
- Schwengel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Kurbel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pendel [der ~] zelfstandig naamwoord
de kruk (taboeret; pianokrukje; poef; krukje)
die Krücke; der Hocker; der Schemel; der kleiner Hocker
- Krücke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hocker [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schemel [der ~] zelfstandig naamwoord
- kleiner Hocker [der ~] zelfstandig naamwoord
de kruk (deurklink; klink; hendel)
die Krücke; der Hebel; die Klinke; der Griff; der Henkel; der Handgriff
- Krücke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hebel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Klinke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Griff [der ~] zelfstandig naamwoord
- Henkel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Handgriff [der ~] zelfstandig naamwoord
de kruk (klungel; klungelaar; stumper; stoethaspel)
der Schuster; der Stümper; der Pfuscher
- Schuster [der ~] zelfstandig naamwoord
- Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
de kruk (deurkruk; deurklink)
der Türgriff; der Handgriff; der Henkel; der Stiel
- Türgriff [der ~] zelfstandig naamwoord
- Handgriff [der ~] zelfstandig naamwoord
- Henkel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Stiel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kruk:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Griff	deurklink; hendel; klink; kruk	beugel; draagbeugel; gevest; greep; handel; handgreep; handvat; heft; hendel; hengsel; kolf
Handgriff	deurklink; deurkruk; hendel; klink; kruk	greep; handel; handgreep; handvat; heft; hendel; kolf
Hebel	deurklink; hendel; klink; kruk
Henkel	deurklink; deurkruk; hendel; klink; kruk	beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; heft; hendel; hengsel; kolf
Hocker	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret	barkruk
Klinke	deurklink; hendel; klink; kruk
Krücke	deurklink; hendel; klink; kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret
Kurbel	kruk; slinger; zwengel	zwengels
Pendel	kruk; slinger; zwengel
Pfuscher	klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper	beunhaas; klungels; knoeier; koekenbakker; prutser; prutsers; rommelaar
Schemel	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret	voetbankje; voetenplank
Schuster	klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper	schoenlapper; schoenlappers; schoenmaker; schoenmakers
Schwengel	kruk; slinger; zwengel	spoorstok; zwengels
Stiel	deurklink; deurkruk; kruk	greep; halm; handel; handgreep; handvat; hendel; steel; stengel
Stümper	klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper	arme drommel; beunhaas; druiloor; idioot; kalfskop; klungels; knoeier; knoeipot; koekenbakker; morser; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; prutser; prutsers; roffelaar; rommelaar; rund; schaapskop; schapenkop; stakker; stakkerd; stommeling; stommerd; stommerik; stumper; sukkel; sukkelaar; sul; zielenpiet
Türgriff	deurklink; deurkruk; kruk	deurknop
kleiner Hocker	kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret

Verwante woorden van "kruk":

krukken, krukje

Wiktionary: kruk

kruk

noun

Medizin: mit einem Handgriff versehener Stock für an den Beinen verletzte oder gehbehinderte Personen
- Krücke → kruk

Cross Translation:

From	To	Via
• kruk	→ Krücke	↔ crutch — device to assist in motion as a cane
• kruk	→ Hocker	↔ stool — a seat
• kruk	→ Krücke	↔ béquille — Canne surmontée d’un support
• kruk	→ Hocker; Taburett	↔ tabouret — Petit siège sans dossier

Vertaal krukje van Nederlands naar Duits

Uitgebreide vertaling voor krukje (Nederlands) in het Duits

krukje:

krukje [het ~] zelfstandig naamwoord

het krukje (taboeret; kruk; pianokrukje; poef)

Vertaal Matrix voor krukje:

Verwante woorden van "krukje":

kruk:

kruk [de ~] zelfstandig naamwoord

de kruk (zwengel; slinger)

de kruk (taboeret; pianokrukje; poef; krukje)

de kruk (deurklink; klink; hendel)

de kruk (klungel; klungelaar; stumper; stoethaspel)

de kruk (deurkruk; deurklink)

Vertaal Matrix voor kruk:

Verwante woorden van "kruk":

Wiktionary: kruk