Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kroes:
  2. kroezen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kroes (Nederlands) in het Duits

kroes:

kroes bijvoeglijk naamwoord

  1. kroes (met kroeshaar; kroezig)
    lockig; kraus
    • lockig bijvoeglijk naamwoord
    • kraus bijvoeglijk naamwoord

kroes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kroes
    die Kanne; der Becher
    • Kanne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Becher [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kroes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Becher kroes aktetas; beker; bokaal; cup; drinkbeker; kopje; mok; pul; tas
Kanne kroes kan; kannetje; schenkkan; schenkkannetje
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kraus kroes; kroezig; met kroeshaar gefronst; gekruld; krullig
lockig kroes; kroezig; met kroeshaar gekruld; krullend; krullig

Verwante woorden van "kroes":


kroes vorm van kroezen:

kroezen werkwoord (kroes, kroest, kroesde, kroesden, gekroesd)

  1. kroezen
    krausen; kräuseln
    • krausen werkwoord
    • kräuseln werkwoord (kräusele, kräuselst, kräuselt, kräuselte, kräuseltet, gekräuselt)

Conjugations for kroezen:

o.t.t.
  1. kroes
  2. kroest
  3. kroest
  4. kroezen
  5. kroezen
  6. kroezen
o.v.t.
  1. kroesde
  2. kroesde
  3. kroesde
  4. kroesden
  5. kroesden
  6. kroesden
v.t.t.
  1. heb gekroesd
  2. hebt gekroesd
  3. heeft gekroesd
  4. hebben gekroesd
  5. hebben gekroesd
  6. hebben gekroesd
v.v.t.
  1. had gekroesd
  2. had gekroesd
  3. had gekroesd
  4. hadden gekroesd
  5. hadden gekroesd
  6. hadden gekroesd
o.t.t.t.
  1. zal kroezen
  2. zult kroezen
  3. zal kroezen
  4. zullen kroezen
  5. zullen kroezen
  6. zullen kroezen
o.v.t.t.
  1. zou kroezen
  2. zou kroezen
  3. zou kroezen
  4. zouden kroezen
  5. zouden kroezen
  6. zouden kroezen
diversen
  1. kroes!
  2. kroest!
  3. gekroesd
  4. kroezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kroezen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krausen kroezen
kräuseln kroezen in de krul zetten; kroelen; kroelen met iemand; krullen; rimpelen

Verwante woorden van "kroezen":


Wiktionary: kroezen

kroezen
verb
  1. sterk krullen van haar