Nederlands
Uitgebreide vertaling voor koudebestendig maken (Nederlands) in het Duits
koudebestendig maken:
koudebestendig maken werkwoord (maak koudebestendig, maakt koudebestendig, maakte koudebestendig, maakten koudebestendig, koudebestendig gemaakt)
-
koudebestendig maken (isoleren)
Conjugations for koudebestendig maken:
o.t.t.
- maak koudebestendig
- maakt koudebestendig
- maakt koudebestendig
- maken koudebestendig
- maken koudebestendig
- maken koudebestendig
o.v.t.
- maakte koudebestendig
- maakte koudebestendig
- maakte koudebestendig
- maakten koudebestendig
- maakten koudebestendig
- maakten koudebestendig
v.t.t.
- heb koudebestendig gemaakt
- hebt koudebestendig gemaakt
- heeft koudebestendig gemaakt
- hebben koudebestendig gemaakt
- hebben koudebestendig gemaakt
- hebben koudebestendig gemaakt
v.v.t.
- had koudebestendig gemaakt
- had koudebestendig gemaakt
- had koudebestendig gemaakt
- hadden koudebestendig gemaakt
- hadden koudebestendig gemaakt
- hadden koudebestendig gemaakt
o.t.t.t.
- zal koudebestendig maken
- zult koudebestendig maken
- zal koudebestendig maken
- zullen koudebestendig maken
- zullen koudebestendig maken
- zullen koudebestendig maken
o.v.t.t.
- zou koudebestendig maken
- zou koudebestendig maken
- zou koudebestendig maken
- zouden koudebestendig maken
- zouden koudebestendig maken
- zouden koudebestendig maken
diversen
- maak koudebestendig!
- maakt koudebestendig!
- koudebestendig gemaakt
- koudebestendig makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor koudebestendig maken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abdichten | isoleren; koudebestendig maken | afdichten; breeuwen; dichtdoen; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; gaten stoppen; sluiten; stoppen; toedoen; toetrekken; verzegelen |
dichten | isoleren; koudebestendig maken | afdichten; breeuwen; dichten; gaten stoppen; gedichten schrijven; verzen maken |
isolieren | isoleren; koudebestendig maken | afdichten; afscheiden; afsplitsen; afzonderen; breeuwen; dichtdoen; dichten; dichtmaken; gaten stoppen; isoleren; sluiten; toedoen; toetrekken; verzegelen |